Nieuwe liedekens (onder pseudoniem G. Hendrikssone)(1861)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Een zalig Nieuwe Jaar. Zoo is dan weêr een jaar als niets verdwenen met al zijn heul en smert, zijn kwaad en goed, met al zijn woelen, worstlen, juublen, weenen, met alles wat verheugde en pijnigde 't gemoed. Een zalig Nieuwe Jaar! zoo klinkt het aller wegen gelijk een hoogelied, dat door de ruimte zweeft, als viel er meê op aarde een bui van heil en zegen, die, als aan 't dorre loof de malsche koele regen, aan 't moede menschdom bloei en krachten wedergeeft. Vernieuwde Jaar, zeg, brengt ge een ander leven, en stort ge een frisscher ziel de menschheid in? Voelt elk zich nu tot weldoen aangedreven? Verjaagt ge, als 't licht den nacht, den haat voor min? Geeft ge aan den vuigen vrek gevoelen, mild erbarmen, erkenning aan de magt voor wat is schoon en braaf? Zult gij niet meer de deugd in 't modder laten kermen, niet meer der wulpschheid offren 't zweet der armen, niet meer het zwoegend volk verdoemen tot een' slaaf? [pagina 11] [p. 11] o Nieuwe Jaar! - Begoocheling der menschen. - Wel treedt gij als een maagd voor elks gezicht, gelijk een maagd, die ieders zielewenschen vervullen komt, en als het hemelsch licht der hoop, met zachten gloed, elk lustig weet te streelen, den lijder troost wil bieden in zijn somber leed, den trotsche zedigheid om 't bitter lot te heelen der zwakken, 't vurig hert van reine min komt kweelen, opdat elk u begroete en 't oude jaar vergeet'. Uw eerste dag is nog niet afgeloopen en al 't gewoel van 't oude vangt weêr aan; 't bedrog komt rijkgesmukt u nagekropen, terwijl de waarheid stikt in droef getraan; weêr woedt de woeste strijd der grooten met de kleenen, gedoofd is 't lustgedreun voor akelig misbaar; uw gulle fantazij vliedt als een schimme henen, ze is voor het wezentlijk ontsluijerd en verdwenen, 'k begroet u daarom niet, o zalig Nieuwe Jaar! Maar wen eens zoete weelde als geur'ge bloesem in 't bloemenjaargetij wordt uitgestrooid, - maar als eens broederliefde in ieders boezem gelijk de dageraad in 't oosten gloeit, - [pagina 12] [p. 12] maar als verdraagzaamheid de harmonie zal staven der volkren, blij vergaârd in heil en tegenspoed, maar als 't beschavingslicht zal glansen, bij 't begraven van domheid en geweld, bij 't rijzen aller slaven, dan juich ik uit mijn ziel: ‘o Nieuwjaar, wees gegroet!’ Vorige Volgende