Looverkens (onder pseudoniem G. Hendrikssone)
(1859)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij
[pagina 37]
| |
Dat ik mochte zitten eens in uw kamerkijn!
‘Herman, dat kan ook wel zijn’ zei tot hem het meisje fijn.
‘O, gij rijke Herman.’
Herman in der kamer zat, Hermans wee was groot.
‘Herman, wat is toch uw nood?’ vroeg aan hem het meisje rood.
‘O, gij rijke Herman.’
Dat ik mochte kussen eens uwen rooden mond!
‘Kus dan onzen poedelhond! van den staart tot op den mond!
‘O, gij domme Herman.’
|
|