Liederen voor groote en kleine kinderen(1879)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CX. - Van den Molen. Molen, wilt ge dan niet draaien, Blijft ge stille staan; Hoor de morgenwinden waaien, Wilt ge nog niet gaan? Smeekend steekt ge uw lange wieken Naar de blauwe lucht; En uw weerhaan krijscht zijn liêken Dwars door 't windgezucht. Op den berg, gelijk een toren Rijst gij hoog en fier. Stille staan is tijd verloren, Acht ge dat geen zier. Mulder Jan komt aangeloopen, Spant de zeilen op; Fluks de ladder opgekropen Lost hij daar den strop. Molen, wilt ge nog niet draaien? Krak, ge krijgt 'nen duw; Hoor, de winden razend waaien, Molen wordt ge schuw? [pagina 99] [p. 99] Zie, ge waggelt op uw beenen; Kruit u naar den wind. Vliegen uwe wieken henen, 't Wild rumoer begint. Zie de wieken klimmen, dalen Met hoe grootsch een zwier. Molen, om wat meel te malen Maakt ge veel getier. Vorige Volgende