Liederen voor groote en kleine kinderen(1879)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] LXXX: - Daar zit het vroolijk zoet Mieken. Daar zit het vroolijk zoet Mieken Op 't dorpelken van 't huis; Ze fluistert een liefelijk lieken, Maar maakt toch niet veel gedruisch. Hee, ik wil het liedeken hooren, En ik leg mij stil op den grond, 'k Zou niet geerne zoet Mieken storen, Want ze zweeg dan en sloot den mond. Ze zingt: ik kan ik reeds breien, Reeds voederen ons schaap; Is broederken lief aan het schreien, Ik wieg hem zachtjes in slaap. Ik kan nog nietwasschen en koken, Dat is mij te moeielijk, te zwaar... 'k Heb lest nog een potje gebroken; Moederlief was spoedig daar. Dan is ze lastig geworden; Ik kon er niet aan doen... Maar toen ze mij wilde beknorren, Gaf ik haar spoedig 'nen zoen. Hij, die wil tevreden steeds leven, Doe gelijk ik hebbe gedaan... - Ja, gij hebt mij een lesje gegeven, Mieken, 'k zal nu henen gaan. Vorige Volgende