LIV. - Vaarwel
Bitter moet ik weenen, 't leven beklagen,
Omdat ik mijn land verlaat;
Waar ik ga of keere, 't harte blijft vragen
Naar hen, die ik achterlaat.
Vrienden, heden moet ik voort,
Voort naar een ander oord,
Dus vaartwel, vaart eeuwig wel!
Minnen zal ik eeuwig, vurig beminnen,
Vlaanderland zoo schoon en eêl!
Maar, helaas, om 't daaglijksch broodje te winnen
Doen mijne ouders toch zoo veel!..
Vlaandren, heden moet ik voort,
Voort, naar een ander oord...
Dus vaarwel, vaar eeuwig wel!
Moederspraak, u zal ik toch nooit vergeten,
Schoon ik vreemde talen ken;
Innig roert ge toch altijd mijn geweten,
Want ge leert mij wat ik ben.
Vrienden, heden moet ik voort,
Voort naar een ander oord...
Dus vaartwel, vaart eeuwig wel!
Ja, vaartwel, gij, vrienden, vroolijke streken,
Ach, misschien zie 'k u nog weer!..
Donker wordt het, 'k voel het herte mij breken,
Ach, vaartwel, 'k min u te zeer.
Vlaandren, vrienden, ik moet voort,
Voort naar een ander oord..
Ach, vaartwel, vaart eeuwig wel!
|
|