Liederen voor groote en kleine kinderen(1879)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] XLIII. - Het appelfeest. Toen Oogstmaand pas verschenen was Dan zeide vader: neem de tasch, Ge zijt gedurig braaf geweest, Welaan, ik schenk u nu een feest! Hij sprak en nam me bij de hand, Ik trok met hem door 't wijde land. En toen we waren ver gegaan Dan zeide vader: blijf wat staan, En zie rond of gij niets en vindt Dat gij naar hertelust bemint. Hij sprak - ik zag een appelaar Met vrucht beladen vol en zwaar. En toen mijn vader mij bezag Dan schoot hij in een luiden lach, En zei: wel klim nu zonder schroom Op dezen dikken appelboom, Hij sprak - ik klom van tak tot tak En vulde mijnen leegen zak. En toen ik nederstond ten grond Ik beet in de appels malsch en rond... En vader zeide: hoe ge bloost! Naar huis nu met den appeloogst... Hij sprak - Ik bracht van hert te vreê Aan broêrs en zusjes appels meê. Vorige Volgende