Liederen voor groote en kleine kinderen
(1879)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij
[pagina 27]
| |
Hij zei: ‘O, de andre jongens
Zijn mager als een spil...
Ik ben zoo wel gezeten
Bij veel en lekker eten!
En 'k loop... wanneer ik wil.’
Toen ging de kleine jongen
Op straat gelijk hij kon;
Al wagglend heen en weder,
Viel hij ten laatste neder
En rolde als eene ton.
Een makker hielp den jongen,
Hij keek zeer trotsch en dom,
En wiggel-waggel liep hij;
‘'k Ben dik, maar loop toch!’ - riep hij.
Ja, - zei de vriend, - maar krom!
|
|