Liederen voor groote en kleine kinderen(1879)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XXII. - De starrekens. Daar klinken de klokken des avonds zoo zacht; De schaapjes verlaten de wei vòòr den nacht; De zangen verstommen, de zonne verdwijnt; Het dorpken wordt rustig, de mane verschijnt. De starrekens glinstren in 's hemels azuur, Ze lonken mij tegen, als stippekens vuur, Maar werelden zijn het, veel grooter dan de aard, Die draaien en zwaaien in rustlooze vaart. Hoewel ge zoo stille door 't vensterken licht, Al biddende wend ik tot u mijn gezicht: O starrekens, zonnen, zoo groot en zoo schoon, Ge geeft ons van Godes vermogen betoon! Vorige Volgende