Gedichten 1861-62(1863)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 170] [p. 170] Licht liedeken. Ik vraag den grijzen nevel niet, en zing ik vaak een treurig lied, toch vraag ik, dat de zonnegloed bezielend iedereen begroet' en alle droefheid henenjaag'. Ik vraag niet naar de duistre nacht, de demping aller vreugde en kracht; ik vraag het licht en altijd 't licht opdat in ieders aangezicht de waarheid in heur' schoonheid schijn'. [pagina 171] [p. 171] Zoo zwart van hert gelijk de nacht is hij, die 't edel licht veracht, het licht, de bron van alle goed, van alle kracht, van deugd en moed en van de zoete levensvreugd. Vorige Volgende