Gedichten 1861-62(1863)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Uit den vreemde. [pagina 54] [p. 54] Le monde n'est que variété et dissemblance. Michel de Mostaigne. [pagina 55] [p. 55] Zoo sta ik hier. naar het hoogduitsch. Zoo sta ik hier, een kind der aarde, met 't hert vol levenslust en jeugd, ik schat zoo gaarne naar zijn' waarde, het werk, de min, de deugd, de vreugd! En wat het brood in mij komt sterken, wat 't krachtig bier mij geeft aan gloed, dit wordt besteed aan goede werken, dit geeft mij, tot het weldoen, moed. [pagina 56] [p. 56] Dat ik een werker ben van 't heden en bouwen moet aan 't reuzensticht, op wiens miljoenen stoute treden de mensch zich immer hooger richt; dat ik hier onverpoosd moet streven voor alles dat zich edel toont, bewijzen moet door gansch mijn leven wat vroom gevoel mijn' borst bewoont; dat ik de waarheid slechts moet dienen, die steeds zich tegen 't kwaad verzet, verachten moet de kwezelsmienen, het handenvouwen, 't valsch gebed; dat ik de lieve vrouw moet minnen, niet boven mij in 't hemelrijk, maar die mij mint met ziel en zinnen en geeft van hare liefde blijk: [pagina 57] [p. 57] dit leert mijn godsdienst! of hij goed is? hij heeft mijn' geest verlicht, gevormd, en altijd houdt hij mijnen moed frisch wanneer het booze rond mij stormt; en heb ik ernstig hem gekweten, tot dat ik eens in de aard verdwijn! dan zal er, is mijn lied vergeten, wel ruste voor mijne assche zijn. Vorige Volgende