De koningin was erg vriendelijk, gaf hem pap en bier, en liet hem vertellen van zijn ouders en van Matakitakit. Oehoehoe, blij dat hij over dit alles eens mocht praten, vertelde zóó aardig, dat de koningin hem lang bij zich hield.
Daar op eens hoorden zij tot hun schrik de voetstappen van den koning. De dienstmeisjes der koningin probeerden den jongen weg te stoppen, maar de koning had alles bemerkt en was woedend!
Oehoehoe verwachtte elk oogenblik dat hem het hoofd zou worden afgeslagen. Maar de koningin vertelde aan haar man dat zij zelve den jongen geroepen had, omdat zij zoo graag eens wat wilde weten van de kraal van Matakitakit, waar zij geboren was. Zij had gedacht dat het wel mocht, ‘omdat hij nog zoo'n kleine jongen was!’ Dat woord ‘kleine jongen’ vond Oehoehoe niet erg prettig, maar hij was toch maar blij, dat hij er daardoor met een flink standje afkwam, en met de ernstige belofte dat hij het nooit weêr zou doen.
Gelukkig, dat was goed afgeloopen! Als het nu op het feest ook maar goed ging!
Het volk stroomde al naar de isibaya, en Oehoehoe moest maken dat hij in de isigohlo kwam, want hij moest den stoel van den koning dezen dag voor het eerst achter dezen aandragen.
Toen hij achter den koning binnen kwam, waren de krijgslieden juist bezig een wilden stier te vangen, geheel zonder wapenen. Dat was een moeielijk werk, en velen werden erg gewond, maar dat behoorde nu eenmaal bij dit feest. Eindelijk hadden zij het beest op den grond, en nu werd het geslacht voor de ongetrouwde mannen of ‘jongens.’
Daarna werden er nog meer koeien geslacht, en alle menschen mochten naar hartelust smullen van het gekookte