verwonderd luisteren als grootvader vertelt hoe het vroeger was; een verklarende woordenlijst zal daarbij goed van pas komen.
Er is veel veranderd in vijftig jaar. Ten goede ongetwijfeld: de levensstandaard is hoger geworden, er zijn meer mogelijkheden tot ontplooiing en ontwikkeling; de arbeid werd lichter, het leven langer. Maar evenzeer ten kwade: de mens is eenzamer geworden, leeft gejaagder; is geestelijk verarmd, want weet niet meer vanwaar hij komt en waarheen hij gaat. Ook met zijn taal staat hij in de kou: de oude namen passen niet meer bij de nieuwe dingen, moedertaal werd standaardtaal, nieuwe slagzinnen hebben oude wijsheden verdrongen.
Het is de grote verdienste van Pierre Heynen geweest dat hij de traditionele boerentaalschat, die zoveel rijpe levensvisie bevat, heeft vastgelegd. Niet in een respect afdwingende woordenlijst, maar in speelse gedichtjes en humoristische schetsen, waarin de hanen van de Hof van Welsden het uitkraaien onder het goedkeurend oog van de ‘halfinderse’, in wie Heynen met warme liefde zijn moeder vereeuwigd heeft. Ook het sociale verkeer van de Zuidlimburgse dorpsgemeenschap had zijn aandacht: hij beschreef enkele folkloristische gebruiken van Margraten en Banholt, en tekende de intrigerend - naïeve naamrijmen van Gulpen en 't Rooth voor het nageslacht op.
De kroon op zijn werk zijn evenwel ‘De Hane va Job’: de geschiedenis van de man Job, gevat in een Limburgse denkvorm, tegen het decor van een grote boerenhof, in Margratens dialect. ‘De Hane va Job’ zijn geen getrouwe vertaling van het oudtestamentische Boek Job. Wel blijft de inhoud gelijk: verdraag geduldig uw beproevingen, buig U voor de niet te doorgronden wijsheid en macht van God; berust erin dat er geen afdoend antwoord is op de brandende vraag, hoe het lijden van de deugdzame te rijmen valt met Gods rechtvaardigheid.
Maar Heynen heeft de geschiedenis van Job een eigen vorm gegeven. In zijn jeugd moet hij al een trouw verbond met de dieren gesloten hebben: de goedmoedig - krachtige boerenhengst, de moederlijke kloek, de trotse boerenhaan bovenal, ze waren voor hem even onafscheidelijk als de knechten en de pachtersvrouw verbonden met het dagelijks leven van de boerenhoeve. Heynen, door ziekte zwaar beproefd, las in het Boek Job zijn eigen leven. En Jahweh maande hem met indringende vragen tot bescheidenheid in zijn onbegrip: