Wegwyser ter saligheyt(1629)–Zacharias Heyns– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio )(1r] [fol. )(1r] Aen den Leser. MEnschen Doent niet anders is Als te wand'len staagh en wis, Op den Wegh in's Werelts Velt By sijn Schepper voorgestelt, Die hem tot den Hemel leydt, Daar sijn Heyl hem is bereyt: Daar, dat Christus heeft gebied, Daar, dat d'Engelen leeren 't Lied, Zinghen: Heylich is de Heer, Heylich, heylich ommermeer, Daar de Vreuchden zijn soo groot, Dat noyt Herte die besloot. Maar daar Godt sijn Kercke bouwt, Satan een Cappel by houdt, Wijst den Mensch alsulcken Baan, Die hy niet behoort te gaan, Treedt terstont van t'heylsaam Erf, En geraeckt tot sijn verderf, Leent den Duyvel t' open Oor, Geeft in alles hem gehoor, s' Werelts-luyster, Eer en Praal, Brenghen hem by sulcken Zaal. Daar hy in-treedt met een lust: Maar die Ziel blijft ongerust. Waar dat dese Weghen sijn, En Hoe die gelegen sijn, Haar Casteelen, Dorp en Stadt, En wat elck in sigh vervat. Oock wat Volck'ren men daar vint, Med' hoe' yder is gesint. [Folio )(1v] [fol. )(1v] Hoe de Lieden zijn ghe-aart, Of verloren, of bewaart, Zacharias Heyns hier leert, t' Onsen voordeel, dies ge-eert Sal hy sijn by ydereen, Om dat hy't niet houd alleen. Godt is mijn Heyl. Vorige Volgende