Const-thoonende juweel(1607)–Zacharias Heyns– AuteursrechtvrijBij de loflijcke stadt Haerlem, ten versoecke van Trou moet blijcken, in't licht gebracht Vorige Volgende [Folio Mmm1r] [fol. Mmm1r] [De Son-bloom van Ketel] Haerlem tot die van Ketel. Gelijc als den Noorden wint de wolcken tot sich trecket, Even alsoo oock weldaet de herten der menschen goet, Al welcx tot deucht, vreucht, eer en vordring strecket Is sulcx, peyst dies O Sonneblomkens const jonstich vroet, dat de weldaet die ghy my en d'arm Ou-mannen doet Dy tot gheen minder lof, blyschap en jonst sal ghedijen, 'tWelc ic dy niet alleen wensch, maer ooc heyl en voorspoet, Voorts heet ick u wellecom met een hertlijck verblijen: Noyt meerder vreught, dan door deucht 'tgoet lijen en t'quaet te mijen. Antwoordt. Ghelijckmen triomphant sach bloeyende floreren Rethorices const schoon, t'Andwerpen in accoort, Als ons hun Langeweel bewijst constich met eeren, Dat noyt is sulcx triomph in't Nederlant ghehoort, Als door Retorica, seer vreuchdich daer quam voort, Veel geesten constich fraey, al tot dien feest beneven, Als oock men sach, dat hier nu wert bespoort, Alsulcx een melody, als daer doen wert bedreven Hier in d'Haerlemsche stadt, daer triomphant begheven Constich en playsant veel Liefhebbers in daet, Dat nu die reyne maecht, in 'thoogste is verheven, By den Speelcoorn trou, doen blijcken delicaet, Dat sy nu triompheert in haren hoochsten staet, Daerom Sonblomkens wy, verheucht zijn nu met reden, Dat is noyt meerder vreucht, als tot u in te treden. Vorige Volgende