Const-thoonende juweel
(1607)–Zacharias Heyns– AuteursrechtvrijBij de loflijcke stadt Haerlem, ten versoecke van Trou moet blijcken, in't licht gebracht
[Folio Cc2r]
| |
Refereyn.NAdien Christus den eenighen ghebooren Gods zoon
(Warachtich God) sittende in sijns Vaders troon,Ga naar margenoot+
uyt 'sVaders gehoorsaemheyt mensheyt had aenghenomen,
Om ons te verlossen met zijn heerlic lichaem schoonGa naar margenoot+
van d'eeuwighe doot, die ons (eylaes) was opghecomen
door Adams sondich val die als den onvromen
Had overtreden sijns Scheppers heerlick ghebiet,
Ons noch soo lief heeft ghehadt, dat sonder beromen
voor ons aen 'tcruys ghestorven is, dit wel insiet:
En dat hy ooc den mensch noch noyt hier en verlietGa naar margenoot+
die hem liefde, soo hy ons in sijn woort onverhoolen
ghetuycht, soo ist reden dat elck hier oock verspiet Ga naar margenoot+
Sijn arme leden teer, die hy ons hoogh heeft bevoolen,Ga naar margenoot+
Haer te gheven spijs en herberch (voor't schadelicke doolen)
Op dat wy als een lidt sijns lichaems in rust en vreden
Sijn gaven moghen besitten, eer dats' ons werden ontstoolen,
Lieft ghy Christum het hooft soo troost dan oock sijn leden.
Die is een Christen lidt, die kent oock Christum recht,Ga naar margenoot+
uyt een ware gheloof, en is voorwaer sijn knecht:Ga naar margenoot+
Want d'liefd' tot Christum bestaet sijn woort te gehoorsamen,
En nadien sijn leden teer hier lyden veel aenghevecht,Ga naar margenoot+
Verdrucking, armoed groot, met cruys, lyden en blamen,
Soo wilt dan als leden Christi u gheenssints niet schamen,Ga naar margenoot+
Want sulcx doende, salmen u deuchdich achten na 'tbetamen,
Dat ghy den armen mild' deelt, uyt Christelic bevroen
van u tijt'licke haeff, en dat men u siet spoenGa naar margenoot+
gheen schatten hier ter werelt te willen vergaren,
Maer inden Hemel hooch, alwaer die even groen
sonder roest ofte mot sullen blyven (na 'tverclaren
sijns Goddelicke woorts) dies wilt doch openbaren
u behantreycking' aen d'Armen, in Dorpen en Steden,Ga naar margenoot+
Waer door ghy wort verlost van u tijt'lic beswaren,
Lieft ghy Christum het hooft, soo troost dan oock sijn leden.
| |
[Folio Cc2v]
| |
Want Christus selver seyt, my hebt ghy niet altijt,
Ga naar margenoot+Maer den Armer ghewis, dies wat ghy die met vlijt,
Ia den alderminsten doet, dat sal my soo behaghen,
Ga naar margenoot+Als aen my selfs ghedaen, en wort alsdan ghevrijt
in de ure des doots van al u sondich claghen,
Ga naar margenoot+Ooc wert u afgheweert des Duyvels boos na jaghen,
Ga naar margenoot+Als d'een hant mild'lick deelt sonder dat d'ander weet 'tbescheyt,
aen d'Armen onghetroost, soo naken u gheen plaghen:
Als den Gierighen mensch, die door zijn quaet beleyt,
Ga naar margenoot+Sijn schat voor d'Armen sluyt, en haer niet en bespreyt
met troost oft onderstant, dies hy't (lacy) sal besuyren
Met de eeuwighe doot, en Hel voor hem bereyt:
Maer 'tRijcke Gods voor u, dat in eeuwicheyt sal duyren,
Dies wilt u harten al sonder onderscheyt doch stuyren,
Ga naar margenoot+Te troosten d'Armen hier door de voorverhaelde reden,
Ga naar margenoot+Gods zeghen u toe vloeyt, tijt'lick tot alle uyren,
Lieft ghy Christum het hooft, soo troost dan oock zijn leden.
Prince.
Wilt Princen cleyn en groot des Armen niet afgaen,
Maer siet op Christum selfs den rechten Pellicaen,
Die men met zijn dierbaer bloet zijn jonghen heeft sien spijsen,
Twelck waren wy al selfs met d'erfsonde belaen,
Ga naar margenoot+Soud men dan niet uyt Liefd' Christi leden troost bewijsen?
Ga naar margenoot+Op dat in haren noot haer vreuchd' eens mach oprijsen,
Ga naar margenoot+End' haer roepen en karmen eens nemen mocht een ent,
Door het inlegghen mild' op hoop van schoone prijsen,
Daer van (al crijcht ghy hier niet,) u dat wel is bekent
Byden Heer hier boven: Dies wy daer Liefd' es 'tfondament,
Bidden elck een met hart en knien alhier ghebooghen,
Dat yder hem uyt Liefd' tot inlegghen nu went,
Want Trouvv moet blijcken nu ter tijt voor elck eens ooghen,
Dies wilt rijclick en mild' u tot inlegghen pooghen,
Ga naar margenoot+Elck naer zijn macht en staet, als Christus discip'len deden:
Ga naar margenoot+Want wie meest geeft meest wint, soo sal Godt dijn gift verhooghen,
Lieft ghy Christum het hooft, soo troost dan oock zijn leden.
Liefd' es 'tfondament. |
|