Tweede reden tot de Pellicanisten, uytgevers der Caerten. Die de Kamers in't Bos gewillecomst hebbende, seer cierlijck met haer Blasoen, ende den wel toeghemaecten Mercurio voorginghen.
Alle in roode rocken met wit geboort, groene nederbasen, grauwe hoeden, den bandt wit en root, witte schoenen, De Vaendrager in't root armosijn.
Loflijck Speel-coornken ghetrouwe Pellicanisten,
Siende en aenmerckende met wat ernst end' vlijt
Tot de Pierides (spijt nakessende Momisten)
ghy tracht, om dees vreughden feest vermaert breet en wijt
Heerlijck uyt te voeren, tot der Armen nut en profijt,
Oock tot mijn en der Consten eer: can dies doen niet minders
dan u hertlijck te dancken, met beloften t' sijnder tijt
sulcx weer te ghedencken, O jonstighe Phebi Kinders:
Want Trouvv moet blijcken by alle deucht onderwinders.