Brokstukken uit de Surinaamse dierenwereld

In het bos in het binnenland.

De Satansaap, of Agadjeh, ook wel baardaap genoemd, leeft in kleine groepjes van 4 tot 6 dieren bij elkaar. Het voedsel bestaat uit boomvruchten en bladeren, vogeleieren en insekten.

Het Doodskopaapje of monki-monki komt in vrij grote groepen voor, een groep van 40 stuks is geen zeldzaamheid. Het voedsel bestaat uit insekten, vruchten en vogeleieren.

De Drieteenluiaard, Son loirie of Ai is een merkwaardig zoogdier, niet alleen door de afwijking van het gebit, maar ook door het ongewone aantal halswervels, dat negen bedraagt; de overige zoogdieren bezitten er gewoonlijk zeven. De heldere geeloranje vlek op de rugzijde van het mannetje heeft hem de naam van zonneluiaard bezorgd.

Het is een planteneter die zelden op de grond komt, omdat hij zich daar vrijwel slecht kan voortgewegen.

[p. 12]

De Pong-pong wordt ook wel hangnestvogel of buidelspreeuw genoemd; zij maken grote, zakvormige nesten. In dezelfde boom hangen meestal ook wespennesten, die de vogels beschermen tegen vijanden.

De Koeswe-pitten hebben een rode, pulpachtige buitenlaag, die men er gemakkelijk kan afwrijven. De rode kleurstof hierin, is de kleurstof die door de Wayana-Indianen wordt gebruikt om het lichaam mee in te smeren.

Wordt ook bij dansfeesten gebruikt.

Behalve de Jagoear, zijn de tapir, bosherten, reuze miereneter of tamanoewa, parkieten en raven of arras, en vele andere die het bos bevolken.