Byvoeghsel tot den Christelijcken jongelingh(1647)–Frans Esausz. den Heussen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Verder Ghedachtenisse Van mijnen saligen Sone C. Doemer, door sijn eyghen Ghedicht ende Liedeken nae sijn doodt onder sijn Schriften ghevonden. Hoe sich te dragen, alsmen gepresen wert. WAnneer mijn vriendt my prijst, hoe sal ick het doch maken? Sal ick in dit geval alsdan my selven laken? O neen, dat dient my niet, het oordeel van die geen Die my in 't hert bemint sou schijnen al te kleen; Of sal ick hem terstondt toestemmen in sijn prijsen, En trots zijn op sijn woordt? Neen, dat en past geen wijsen, Geen welbedachte ziel; Wat dan? Ey lieve, speen V mondt en uwe tongh van onbedachte reen: Of wilt ghy noch een woort, tot onderling vernoegen, By den gesproken lof van u beminde voegen? Soo seght, O weerde vriendt, u goe genegentheydt Heeft, sonder dat ghy 't weet, aldaer te breet geweyt. C.D. den Heussen. Vorige Volgende