Zinspeelende liefdensgezangen
(1741)–Willem Hessen– Auteursrechtvrij
[pagina 12]
| |
[pagina 13]
| |
Liefde trekt ons van de Waereld.1.
O lieflyk Beeld! dat my als op getoogen
Voert, van deez' Aard, nauwe Tempelboogen;
Dat, als ik overweeg uw schoonheids schoon,
Moet ik bekennen: dat gy spant de Kroon
Van al de glans en Majesteit,
Die in de Waereld zig verbreid.
2.
Standvastigheid pronkt in uw Minbanieren,
En zal uw' Kruin met Sarons Keurloof sieren,
Wiens glans vereeuwigd groeit en nooit veroud
Waar voor hier zwigt al het vergangklyk Goud.
O Liefde! ryk van Deugd en Schat,
Standvastig pronkt gy in Góds Stad.
3.
Al de Aard en alles wat zy kan bevatten
Vergaat en knaagt tót niet haar' ryke Schatten;
Daar Liefde pal en onbeweeglyk staat;
Zelf groeit en bloeit als 't al tót niet vergaat.
Gelukkig die standvastig streeft,
Daar Liefde met haar heilgoed leeft.
|
|