wijze omschrijft als bergamotte, n.l. als ‘poire fondante très estimée’. |
Kamaste, knoop-, over-, slobkousen, van 't Fransche camaches (Mansv.). 't Woord kan echter ook door Duitsche, ‘Gamaschen’ dragende soldaten in Afrika zijn ingevoerd. |
Pawie-perski, een witte perzik, welker vleesch vast aan de pit groeit (Mansv.). Vgl. Larousse: pavie, sorte de pêche dont la chair adhère au noyau. |
Mansvelt meent dat het woord fiets, beteekenend gauw, doch ook opgeschikt, opgedirkt, waarschijnlijk komt van 't Fransche vite, snel. Hij vergelijkt rats, vlug, uit ras. De beteekenis opgedirkt is echter daarmee slecht te rijmen. In Onze Volkstaal I, blz. 28, wordt een woord fiete vermeld, dat op 't eiland Schouwen in gebruik is en nuf beteekent. In Noord-Holland (Boekenoogen, in voce) kent men fieter in den zin van vlug, netjes. Non liquet. Makrol(letje), soort van koek. Van 't Fransche macaron of 't Duitsche makrone. (Mansv.).