Het Afrikaansch
(1899)–D.C. Hesseling– Auteursrecht onbekendBijdrage tot de geschiedenis der Nederlandsche taal in Zuid-Afrika
§11. Oorzaken van het verdwijnen van 't Maleisch-PortugeeschVerschillende oorzaken hebben het langzaam verdwijnen der Maleisch-Portugeesche taal bewerkt. Eéne ervan is wel gelegen in het verminderen van de macht der Portugeesche natie in Oost-Indië; meer en meer werd haar taal verdrongen door het Maleisch en in onze Oost door het Nederlandsch. Zoo werd langzamerhand de verkeerstaal gewijzigd in de gewesten waaruit in de 18de eeuw de slaven werden aange- | |
[pagina 70]
| |
voerd en evenzeer won in de haventaal het Maleische element in kracht, op zijn beurt later overvleugeld door het steeds veldwinnende Engelsch. 't Behoeft ons dan ook niet te verbazen dat in de taal van heden de vreemde woorden vooral aan 't Maleisch en nog meer aan 't Engelsch zijn ontleend. Den grooten invloed dien deze laatste taal in onze eeuw heeft gekregen, toen het land een Engelsche kolonie werd, laat ik hier onbesproken, daar het niet tot het eigenlijk onderwerp van dit onderzoek behoort en 't buitendien als bewezen mag gelden dat de bouw van 't Afrikaansch reeds vóor het einde, of zelfs het midden, der 18de eeuw zijn beslag had gekregen. Ook in Afrika zelf veranderde de stand van zaken. Toen de kolonie zich meer en meer uitbreidde, en reeds 50 jaar na de stichting vele nederzettingen van blanken in 't binnenland werden aangetroffen, verloor de factor die bezig was het Nederlandsch tot Kreoolsch te maken aanzienlijk aan kracht. De invloed der bonte haventaal hield op en de slaven die op de verspreid liggende hoeven woonden, waren afgescheiden van de talrijke, steeds zich vernieuwende bevolking in het groote logies waar de slaven der Compagnie leefden. Wel verre dus van op de taal hunner meesters den invloed van eertijds te oefenen, namen zij meer en meer het Hollandsch | |
[pagina 71]
| |
van dezen over, dat echter toen reeds belangrijk moet hebben afgeweken van de taal die men in 't moederland sprak. Zoo werd het proces der taalverwording gestuit. Nog andere redenen bestonden waarom het Hollandsche element de zege behaalde in den taalstrijd. In de eerste plaats waren de Europeesche vrouwen die in de 18de eeuw in de kolonie kwamen, alle van Hollandsche afkomst (zie hierboven, blz. 31); dan werd door de kolonisten niet slechts in officieele stukken, maar ook, 't geen veel belangrijker is, in de Kerk en bij den huisgodsdienst onverbrekelijk vastgehouden aan de Hollandsche schrijftaal. Ook aan het onderwijs werd langzamerhand meer de aandacht gewijd. Aan de Kaap, te Stellenbosch en aan de Paarl waren in 1739 scholen; op de afgelegen hoeven leerden de kinderen lezen en schrijven van meer of minder bevoegde onderwijzers, vaak gewezen soldaten of matrozen, hoewel reeds in 1715 bepaald was dat niemand na zijn ontslag uit den dienst der Compagnie een andere betrekking mocht vervullen dan die genoemd was in zijn bewijs van ontslagGa naar voetnoot1). KolbeGa naar voetnoot2) vermeldt ook dat er aan de Kaap ‘geleerde Hollanders en Duitschers werden aangetroffen’Ga naar voetnoot3). Wel is het waar | |
[pagina 72]
| |
dat door dit alles de verandering van het Hollandsch niet voorkomen werd en evenmin terugkeer tot een vroegeren toestand werd teweeggebracht, maar er werd toch door bewerkt, dat onder gunstiger omstandigheden de taal der vreemdelingen haar invloed kon verliezen. In de 17de eeuw waren de kolonisten omgeven van Portugeesch sprekende slaven en van Hottentotten die een hun onbegrijpelijke taal spraken; die Hottentotten leerden echter in hoe langer hoe grooter aantal Hollandsch en droegen op die wijze bij om de getalsterkte der Hollandsch sprekende bevolking zeer aanzienlijk te vermeerderen. De staaltjes die Kolbe meedeelt van 't gebroken Hollandsch der Hottentotten geven een taal weer die, op ééne uitzondering na, zich niet onderscheidt van 't verbasterd Hollandsch dat wij kennen uit het manifest van 1737 (zie boven, blz. 13); ik behoef ze dus niet aan te halenGa naar voetnoot1). Die eene uitzondering, reeds vermeld en besproken door Dr. ViljoenGa naar voetnoot2), is 't gebruik van 't suffix -um als uitgang van bijna alle werkwoordvormen. Of dit een Hottentottisme is dan wel een fout door Kolbe gemaaktGa naar voetnoot3), kan ik niet beslissen. Men krijgt den in- | |
[pagina 73]
| |
druk dat hun taal een mengelmoes is dat, met uitzondering van dat suffix -um, volkomen gelijk is aan het onder invloed van 't Maleisch-Portugeesch ontstane ‘barmhertig’ Duitsch der slaven; het eigenaardige inlasschen van ja, dat uit in Indië spelende romans aan iederen Hollander bekend is, komt ook bij hen voorGa naar voetnoot1). Gelijksoortige oorzaken moeten in Indië en aan de Kaap overeenkomstige gevolgen hebben gehad. Ook in Indië zal in den eersten tijd van onze vestiging in die streken, toen een betrekkelijk klein aantal Hollanders tegenover een bevolking stond, die òf haar inlandsche talen òf het Maleisch-Portugeesch sprak, op dezelfde wijze bedreigd zijn met verbastering. Men mag onderstellen dat een onderzoek naar den toestand der gesproken Hollandsche taal in Nederlandsch-Indië gedurende de eerste helft der 17de eeuw tot dergelijke resultaten zal leiden als wij voor het Hollandsch in Afrika gedurende de laatste helft dier eeuw vonden. Zelfs schijnt mij de hypothese gewettigd dat het | |
[pagina 74]
| |
bestaan van een op overeenkomstige wijze verbasterd Hollandsch in Oost-Indië in rekening gebracht moet worden bij 't verklaren van de inderdaad buitengewoon snelle vervorming van onze taal in Afrika. Men vindt immers reeds bij Van Riebeek onmiskenbare bewijzen van 't proces der taalverwording. Dat de lotgevallen onzer taal in de twee werelddeelen zoo verschillend waren, is gemakkelijk te verklaren uit de veel nauwere betrekking die bleef bestaan tusschen Indië en het moederland, dan tusschen Afrika en Nederland. Met onze Oost bestond ten allen tijde een levendig handelsverkeer en telken jare vertrokken beambten en kooplieden uit Holland naar Indië, die daar bijna nimmer vrijwillig tot het einde van hun leven bleven, maar nadat zij hun fortuin hadden gemaakt of hun tijd hadden uitgediend, in 't vaderland terugkeerden. Niets van dat alles gebeurde in Zuid-Afrika. Hier vormde zich een bevolking die meer en meer zich hechtte aan den grond waar hun vaders, grootvaders en overgrootvaders geboren waren; de herinnering aan 't Europeesche moederland werd hoe langer hoe flauwer. De Nederlanders gaven eerst in onze eeuw blijken van waarachtige belangstelling in onze taalen stamverwanten in Zuid-Afrika, een belangstelling die tot enthousiasme steeg bij 't vernemen van de overwinningen der uit de Kaapkolonie geweken | |
[pagina 75]
| |
boeren, doch eerst tot landverhuizing leidde toen 't bericht kwam dat in de nieuwe republieken veel geld viel te verdienen. Zoo werd in Zuid-Afrika een toestand bestendigd die in Indië van voorbijgaanden aard was; wel bleef daar, een bewijs voor de juistheid der bovenstaande beschouwing, 't gevaar voor wijziging van 't Hollandsch bestaan, maar 't kwam er niet verder dan tot individueele taalvervorming, die telkens teruggedrongen werd door de macht van het Nederlandsch. Het thans in Indië door kleurlingen gesproken Hollandsch doet dikwijls denken aan de taal der Afrikaners; men behoeft slechts een in Indië spelenden roman of een boek als Justus van Maurik's ‘Reisherinneringen van een Tótòk’ in handen te nemen om door punten van overeenkomst te worden getroffenGa naar voetnoot1). |
|