Als men auteur is...
door
Alie van Wijhe-Smeding
[...]
Het oor van de wereld luistert naar een stem in de ether. [...] En een ijskoude rilling rent over het hart: iets gevaarlijks, iets zwavelachtigs is vlakbij. ‘Het boek is geschreven in een jachterige tegenwoordigetijd-stijl...’ [...] De stem aan de microfoon flikkert, trilt, rekt, krimpt-ineen!, hij struikelt over een paar Blankenheimer klompen, ergert zich aan de Christus van Thorwaldsen, is verontwaardigd over de adoratie van een vrouw voor haar man, is geïrriteerd door de liefde, de vroomheid, de ijver, de verering...‘U moet,’ zegt de stem, ‘mij niet kwalijk nemen, maar ik kan zo'n figuur als Djoeke niet uitstaan.’ De stem behoort toe aan een jonge man, die een boek schreef over huwelijks-versteningen, en versteende illusies. Déze jongeman kent de bevende ziel van de schuld niet, noch het stralende hart van het offer. En de boze tovermacht van een oud sprookje voltrekt zich aan hem: al wat hij aanraakt met zijn woorden, wordt van steen. [...] Ik zag de arbeid van een lang jaar aan gruizel vallen in één half uur. [...] En dan het wonderlijke - het wonder! De haat-stem aan de microfoon bereikte ook ‘de burgers en dichters’, van dit land. En velen onder hen waren niet versteend. De spitse harde stem van de haat verwekte - afkeer tegen de haat. Er zijn woorden naar mij toegekomen waar het hart van mijn dromen in klopte, woorden die als hartelijke vrienden-handen zijn.
Purmerend, lentemaand, '31.