31 oktober 1930: Ritter aan Nijgh en van Ditmar's Uitgevers Maatschappij, Wijnhaven 113, Rotterdam:
Zeer geachte Heer Zijlstra,
Ik ontving Uw schrijven dd. 30 dezer en deel U in antwoord daarop mede, dat ik aan het te verschijnen werk van Aart van de Leeuw, De Kleine Rudolf, gaarne aandacht zal wijden. Indien mogelijk zal ik het tot onderwerp eener persoonlijke bespreking maken, waarmede ik Uw acccoord vertrouw. Krijg ik ook exemplaren van De Peelwerkers [Peelwerkers van Antoon Coolen] en De Domineesvrouw van Blankenheim? Bij voorbaat mijn dank.
Met hoogachting en beleefde groeten, P.H. Ritter Jr.