Verzorgd Nederlands
(1974)–H.M. Hermkens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
VerantwoordingDegene die voor taalhygiëne ijvert, heeft de wind niet mee: sinds het eind van de vorige eeuw, toen Taal en LetterenGa naar eind1 de strijd opende voor een natuurlijke taal, is de normatieve taalbeoefening teruggedrongen naar het bekrompen terrein van de schoolmeester: de wetenschap werd kopschuw voor normen, ze zocht haar taak in de descriptie. De structurele taalwetenschap, die sinds De Saussures Cours de linguistique générale (1916) snel veel aanhangers vond, beschreef het systeem van de taal naar de gegevens die ze aantrof bij sprekers en schrijvers; ze had een heilige eerbied voor ‘merkwaardige constructies’, maar het rode potlood kwam in haar arsenaal niet voorGa naar eind2. De transformationeel-generatieve grammatica werkt wel met het onderscheid ‘grammaticaal en ongrammaticaal’, maar voorlopig lijkt het er niet op, dat de volgelingen van Chomsky een duidelijke invloed uitoefenen op de verbetering van het taalgebruikGa naar eind3. Ondertussen heeft zich aan de universiteiten en andere instituten voor de opleiding van leraren een nieuw vak ontwikkeld: TaalbeheersingGa naar eind3a. Daarin worden de problemen van de informatieoverdracht bestudeerd. Dit boek bevat weinig van al deze theorie; het geeft op een simpele manier wat praktische aanwijzingen voor de (toekomstige) leraar die concrete hulp wil bieden aan zijn leerlingen. Men kan het dus een ouderwets boek noemen. Het is ook voortgekomen uit een mentaliteit die eveneens ouderwets wordt genoemd: uit de overtuiging dat er normen zijn van verantwoord taalgebruik, die aan de jonge generatie moeten worden doorgegeven. Het lijkt me niet twijfelachtig hoe de houding van de moedertaalleraar dient te zijn: hij moet (weer) taalpedagoog zijn; hij moet niet alleen de feitelijke gegevens van de taalstructuur constateren, maar hij moet de moed hebben om aan taalopbouw te doen. Het Algemeen-Beschaafd Nederlands, ofindien men liever wil: het Verzorgd NederlandsGa naar eind4 moet het voorwerp van zijn dagelijkse bemoeienis zijn. Daarbij heeft hij het recht en de plicht, op een wijze manier conservatief te zijnGa naar eind5. Hij moet een zwaar tegenwicht vormen tegen de grillen van de mode, en met overtuiging onze taal verdedigen tegen de invloed van ondermijnende krachten. Zijn wetenschappelijke vorming zal hem daarbij vrijwaren voor despotisme en bekrompenheid. De norm voor Verzorgd Nederlands, zal hij niet zoeken bij de ‘normatieve grammatica’ uit het verleden, evenmin bij de grote massa van de Neder- | |
[pagina 12]
| |
lands-sprekenden, maar bij de taalpraktijk van de tijdgenoten die hun taal bewust hanteren en hun stijl met liefde verzorgen. Dat deze norm relatief en subjectief is, zal geen zinnig mens ontkennen. Daar volgt meteen uit, dat geen enkele taaldidacticus absolute normen mag hanteren; alle uitspraken in dit boek omtrent goed of verkeerd zijn dan ook niet absoluut bedoeld. Bovenstaande uiteenzetting kan aanleiding zijn tot misverstand. Er zou uit gelezen kunnen worden, dat taalbeheersing bestaat in het vermijden van fouten en het onderhouden van voorschriften; dat het de taak van de leraar is, fouten op te ruimen en regels in te heien. Dat is natuurlijk niet waar. Het vermijden van fouten is nog slechts het negatieve element in de taalbeheersing. (Maar de afbraak van obstakels is de noodzakelijke activiteit, voorafgaande aan de opbouw!) En bij de beoordeling van taaluitingen moeten we de levende taal als norm aanvaarden, niet het verstarde voorschrift. (Maar de achteloze conversatietaal mag niet het model zijn bij schriftelijke uitingen: wie naar taalcultuur streeft, schrijft niet precies zoals hij praat; hij eerbiedigt het stilistisch verschil tussen geschreven en gesproken taal!Ga naar eind6) De didactiek van het taalonderwijs heeft als doel: actieve en passieve (produktieve en receptieve) taalbeheersing. De cultivering van het normbesef wordt het beste verwezenlijkt door jarenlange confrontatie met voorbeeldig Nederlands (tekstbehandeling) en door de voortdurende oefening in mondeling en schriftelijk taalgebruik. De leraar dient daarnaast echter systematisch onderricht te geven in de verschillende aspecten van de taalbeheersing. De aanvulling van de woordenschat mag niet aan het toeval worden overgelatenGa naar eind7. De grammatica is een onmisbaar fundament voor het verstaan en (in mindere mate) voor het gebruik van gecompliceerde syntagma's. Door de studie van bijzondere constructies verwerven onze leerlingen de vaardigheid die ze nodig hebben in de doolhof van gecompliceerde teksten. Bovendien brengt de taaltheorie hen tot bewuster begrip van een tekst die ze zonder theorie slechts oppervlakkig zouden verwerkenGa naar eind8. Maar naast al deze opbouwende activiteiten blijft de bestrijding van veel voorkomende fouten een onmisbare bezigheid. Daarbij zijn de leerlingen niet geholpen met vage kritiek van de leraar; effectiever is een vast systeem: een cursus waarin frequente figuren (beknopte bijzin, samentrekking, tangconstructie, bepalingen van oorzaak of reden enz.) in hun correcte en in hun verkeerde vorm duidelijk worden behandeldGa naar eind9. Als ze zo'n cursus tot hun beschikking hebben, wordt de correctie van schriftelijk werk eenvoudiger en nuttiger: de leraar kan de fouten etiketteren, zodat iedere leerling een scherp beeld krijgt van zijn steeds terugkerende tekortkomingen. Opmerkingen aangaande de compositie worden onder het werk geschreven; bijzondere taal- en stijlfouten | |
[pagina 13]
| |
worden ter plaatse gesignaleerd: in de tekst en in margine. Van het grootste belang is, dat dit laatste duidelijk en concreet gebeurt; het beste is een vast systeem van namen en tekensGa naar eind10. Het apparaat van taal- en stijlfouten moet bevatten: 1. spelling; 2. woordkeus en zinsbouw. Deze verdeling dient zo consequent mogelijk te worden aangehouden opdat een rubricering van de dagelijks terugkerende fouten mogelijk is. Het hier aangeboden boek bevat de afdeling woordkeus en zinsbouw; omdat bij enkele onderwerpen (contaminatie, pleonasme, barbarisme) beide onderdelen voorkomen, is een strakke verdeling in twee hoofdstukken niet mogelijk gebleken. |
|