d Niet Multatuli, maar Albert Holle (1834-1885). Zie Over Multatuli ii.
e Door Henri Ett, toen hij Multatuli, Twee Brieven uit Menado (De Vrije Bladen, mei-juni 1948) uitgaf, voor de schrijver gehouden. Deze mening heeft Ett naderhand herroepen.
Hij heeft ook veel amourettes.
‘Lieve hart’, schrijft hij op 4 september 1860 aan de heldin van Max Havelaar, ‘je weet immers dat ik dol van je houd, dat je mijn beste enigste Tine bent? foei, waarom ben je nu melancolique geweest? Al mijn amourettes komen toch op u terug.’
Bijna wekelijks zullen in de volgende jaren allerlei varianten op deze bezwering in zijn brieven aan haar terugkomen.
Vrouwen, meisjes, vreemde en verwante, bij troepen worden ze verliefd op hem.
‘Over het geheel is 't of de vrouwen mal zijn, zelfs op straat en in Artis. Maar ronduit gezegd onpleizierig vind ik het niet. Je zoudt me ook niet geloven als ik zei dat ik het onaangenaam vond.
Lieve beste heb je nu je corset al? Doe dat toch. Liever twee dan een, het zal je goed doen voor je rug.’ (VW, x, 307)
Voorlopig ging hij niet naar Brussel om te kijken of het korset haar goed stond.
Des te meer kwam hij over de vloer bij de kinderen van zijn overleden zuster Kaatje (Catharina). Dat waren Catharina van vijfentwintig jaar oud, Anna die drieentwintig is, Sietske van achttien, en Theodoor, twaalf.
Hij vindt ze allemaal lief, maar Sietske verreweg de liefste van allemaal.
‘Siet komt morgenavond thuis. Zij schrijft allerhartelijkst en laat u groeten, ook Catharina, 't zijn lieve kinderen. C. is geheel anders dan wij dachten, 't is een flinke meid, maar zij is niet te vergelijken bij S. die ik voor een genie houd, of althans voor een bijzonder krachtige ziel. Ze is nu pas achttien jaar, maar ze heeft een lip die wil... neen, ze heeft geen lip. Zij is puur lelijk uit overmaat van expressie in 't gelaat. Al mijn amourettes meetedelen zou te lang worden. Jammer dat ik er zo ellendig slecht uitzie. Niet omdat ik ziek ben... integendeel, maar ik ben wat af. Ik heb de laatste tijd wat sterk geleefd.’
Waaraan hij, ter vermijding van misverstand, toevoegt: ‘Je begrijpt wel, ik meen 't zieleleven.’ (17 september 1860; VW, x, 314)