6
Eind oktober 1859 was Max Havelaar voltooid, in het net geschreven en ingebonden. Via een broeder vrijmetselaar (‘Br.·.V.·.’) was de schrijver in correspondentie geraakt met de Amsterdamse jurist mr. Van Hasselt, ex-Kamerlid, lid van het Provinciaal Gerechtshof en klaarblijkelijk iemand met vele relaties, onder andere in toneelkringen. Van Hasselt kreeg de brief aan Van Twist in huis, die later als Brief aan de Gouverneur-Generaal in Ruste zou worden gepubliceerd en ook De Eerloze. Van Hasselt had er kennis van genomen met waardering, maar zonder schrik. Toen hoorde hij reppen over een ander werk uit dezelfde pen. Iemand aan wie het was voorgelezen, had hem erover verteld.
Een allervreselijkst boek. ‘Zo maar de helft waar is van hetgeen hij (d.i. Van Hasselt's zegsman) mij ervan mededeelde, acht ik het allerwenselijkst dat de uitgave worde verhinderd.’
Dit schreef de heer Van Hasselt, bleek van schrik, neem ik aan, op 11 november 1859 aan niemand minder dan de minister van Koloniën. Maar wie was deze minister van Koloniën? Helaas, het was Dekker's oude ‘beschermer’ Rochussen, bij wie de naam Douwes Dekker zo enige herinneringen zal hebben gewekt.
‘Wellicht’, schreef Van Hasselt, ‘was de uitgave nog te stuiten. Ik geloof dat het alleen broodgebrek is, dat de schrijver tot een zodanige stap aanspoort.’
Van Hasselt's ongenoemde zegsman is de toneeldirecteur De Vries geweest, die Dekker in Brussel had opgezocht, om een eventuele opvoering van De Eerloze, ook genaamd De Hemelbruid, en ten slotte De Bruid daarboven, te bespreken.
Drie dagen later had Van Hasselt het Havelaar-manuscript, met een briefje erbij van Jan, in huis. Weer twee dagen later had hij het gelezen en stuurde hij het ijselijke geschrift aan Jacob van Lennep.
Van Lennep, rijksadvocaat van Noord-Holland en geroutineerd amateur-schrijver van de derde rang, vindt het bliksems mooi (‘bl... mooi’). Maar het vergaat hem zoals alle zoveelsterangsschrijvers die iets nieuws lezen van een eersterangsschrijver: ‘Indien deze schrijver meent dat hij ons heel veel nieuws leert, geloof ik dat hij zich vergist.’ Heeft hij, Van Lennep, zelf niet een zoon in ‘de Oost’? Nou dan! (Spijtig dat Van Lennep of diens zoon dan niet, jaren eerder, zelf Max Havelaar hadden ge-