Scheppend nihilisme
(1979)–Willem Frederik Hermans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
1. Adriaan van der Veen Een biografie van het boek in onze tijd[Oorspronkelijk gepubliceerd in: Nieuwe Rotterdamse Courant, 24 februari 1950]
Het voorname dilettantisme van Top NaeffsGa naar voetnoot* generatie zegt Hermans niets. Schrijven is een beroep, vindt hij, net zo als zeeman. De onaangename kant van het beroep is de zwakke maatschappelijke positie van de schrijver. Ook zijn opvatting van het schrijven wijkt af van die van mevrouw Naeff. Het schrijven kan volgens zijn mening snel de schijngestalte van een taak aannemen, in wezen is het het plezier van toegeven aan een impuls. Toch is het ook meer. Leven is, zegt Hermans, niets dan het nemen van de ene na de andere beslissing: in een kuil springen en er weer uitklimmen. Schrijven is springen van de ene naar de andere kuil. Maar zijn doel wijkt toch nauwelijks af van dat van Top Naeff: de emotie, die je gevoeld hebt, behoorlijk op papier zetten, de ‘geboorte’ dus naar wens te doen plaatsvinden. Men zou van Hermans kunnen zeggen, dat bij zowel het schrijven als de schrijver au sérieux neemt. De schrijver van De tranen der acacia's meent, dat het nemen van een beslissing dit of dat boek te schrijven even belangrijk is als een beslissing in het 'handelend' leven, bv. de beslissing naar Amerika te emigreren. In beide gevallen moet een zekere angst worden overwonnen. En in beide gevallen moet een compromis uitgesloten zijn. Men kan niet half naar Amerika emigreren: dan verdrinkt men in de Oceaan. Men kan zijn talent niet voor de helft inzetten: dan schrijft men een onvolwaardig boek. Overigens zou Hermans het leven willen zien als ziekzijn. Elk mens tracht zijn ‘ziekte’ maatschappelijk aan te passen. Slaagt hij er niet in, dan wordt hij zenuwziek en raakt voor de maatschappij ver- | |
[pagina 29]
| |
loren. En om deze op het eerste gezicht wat stoute bewering te verduidelijken voegt Hermans er aan toe: Elk mens heeft bepaalde eigenschappen, die zich in de maatschappij kunnen realiseren of in een ziekte. Er zijn heel wat gevallen van schrijvers, die later gek zijn geworden, na het evenwicht door het schrijven tot stand gekomen, te hebben verloren. Maar men moet er wel voor oppassen, waarschuwt Hermans, het schrijven uitsluitend te zien als een ziektebestrijding. Dat is het evenmin of evenzeer als het besturen van een tram, het rijden met een motorfiets in een ton op de kermis, het verkopen van postzegels op een postkantoor, of wat dan ook. Wat men doet doet men om in harmonie te komen met het leven. Van deze kant bekeken is het schrijven dus niet in de eerste plaats een taak jegens de anderen of de maatschappij, maar een taak, of noodzaak zelfs, tegenover zichzelf. Bij dit schrijven niet eerlijk zijn tegenover zichzelf, kan dan ook, volgens Hermans, hoogst gevaarlijk zijn. Om geld te verdienen kan een schrijver er toe komen populaire boeken te schrijven, ‘potboilers’, waar hij zelf niet achter staat. Het bewust schrijven van ‘potboilers’ voorziet echter in een accidentele, materiële nood, niet in een innerlijke nood. Gaat men daarmee, om het gewin, te lang door, dan is er kans op een ernstig zielsconflict, ernstige zenuwstoringen. Hermans veroordeelt hiermee natuurlijk geenszins alle amusementslectuur of iedere ‘potboiler’; een schrijver kan zich in het schrijven daarvan volledig gerealiseerd hebben; dat hangt af van zijn persoonlijkheid en zijn talent. Fataal kan echter zijn het bewust schrijven over dingen waarmee men geen innerlijk ‘rapport’ heeft. Het schrijven, het scheppen is dus iets waarmee men, gegeven een bepaald talent, niet te licht kan omspringen. Maar hoe kan de schrijver zich volledig verwezenlijken in een maatschappij waarin zijn ‘geesteskinderen’ niet voldoende opbrengen om hem in het leven te houden? Hij zal een bijbaantje moeten zoeken. De journalistiek, door zovele schrijvers zo vaak gezocht, kan volgens Hermans gevaarlijk zijn, tenzij men zich bij dit werk in combinatie met aan een innerlijke noodzaak beantwoordende arbeid in geeste- | |
[pagina 30]
| |
lijk evenwicht kan houden. Liever zou hij echter aanbevelen: ongeschoolde arbeid, desnoods, besluit hij spottend, ‘de kleine misdaad’. Het bewust maken van uitsluitend ‘potboilers’ kan voor de schrijver die beter kan nog riskanter zijn: hij kan daarbij immers aan de ziel onherstelbare schade oplopen. Men ziet dus, voor Hermans is het schrijven een levensbelang, waarmee niet te transigeren valt. |
|