Haard
Hebt u uw winteraardappelen al opgeslagen? Of slaat u niks meer op voor de winter? Ik tenminste niet.
Winter bestaat niet meer. Zelfs lichtbesneeuwde straten worden in een oogwenk door sneeuwruimers schoongeveegd. Kou? Wie heeft géén dikke winterjas? Verse groente hebben we in de vrieskast: 'n hele groentekar.
We hebben de winter zijn scherpe tanden uitgetrokken. Het vriendelijke licht dat van onze open haard naar buiten straalt, doet de ijspegels smelten.
Seizoenen? We houden ze buiten de deur. Zelfs de kieren stoppen we dicht. Isolatie! Dubbele ramen! Vloerverwarming!
Wie kijkt de winter nog recht in de ogen? Wie ziet nog de wintermaan opgaan, een gele supervoetbal achter het gladgeschoren aangezicht van de hemel?
Ja, wie heeft weet van de sterren in de winternacht?
Als we de deur achter ons dichtslaan houden wij onze ogen gericht op de grond: zó hebben we de minste kans om te struikelen! Voor niets is al dat klaar geschitter aan de hemel! Als we een sneeuwwandeling maken moeten we zo nodig de natuur met ons foto-apparaat te lijf. We willen langlaufen, skiën, sleeën. We willen iets nuttigs doen met de winter, iets dat ons opwindt. We willen de winter gebruiken zoals we de wereld gebruiken, omdat we consumenten zijn, omdat we de gave verloren hebben de dingen te laten zoals ze zijn.
Wat is herfst voor ons méér dan een hoop overlast aan de deur vanwege de bladeren? En wat is lente anders dan de komst van een nieuwe mode? We hebben de seizoenen uitverkocht, ons ervan losgemaakt en dat wat ons op een zinrijke wijze met de aarde verbond, laten vallen.
De winter is geen kou en de herfst geen wind meer. Onze