Wij, zieke broeders
Waarom mogen patiënten wel uithuilen bij de arts of de specialist, maar mogen deze het niet bij de patiënt?
Waarom moet de arts zich steeds voordoen als de sterkere, terwijl hij misschien het liefst de deur uit zou willen rennen en zijn praktijk voor een paar maanden zou willen sluiten?
Waarom moet de arts steeds opnieuw de pols van de patiënt voelen?
Wordt het niet tijd dat de patiënt de pols voelt van de arts?
De arts heeft toch ook maar een gewone pols die soms helemaal niet zo regelmatig klopt!
De patiënt mag klagen. De arts mag niet klagen. De arts mag niet ziek zijn. Maar misschien is de arts wèl ziek. Misschien wil hij wel in bed liggen en vriendelijk toegesproken worden.
Misschien wil de arts wel een hartig woord van de patiënt. Wie weet: misschien wil de arts wel lid worden van de Patiëntenvereniging. Want de arts is soms maar gewoon een zieke die pijn heeft of zich ellendig voelt.
En laat de patiënt dan maar eens de rol van dokter spelen. Laat de patiënt de dokter maar eens op zijn gemak stellen en hem moed inspreken. Dat heeft hij nodig.
Arts en patiënt: wat is eigenlijk het verschil?
We moeten toch allebei genezen. We zitten toch allebei soms in de put.
‘Dokter, ik voel me niet goed’, zegt de patiënt. En misschien dat de dokter dan zegt: ‘Ik voel me vandaag óók niet zo goed’.
Iedere patiënt is soms een Aesculaap en iedere arts soms een zieke.
Laten we maar dichtbij elkaar gaan zitten en schuilen voor de grote regen. Luisterend naar elkaars hartslag.