De bomen in
Sommigen onder ons hebben last van het Vallen, het Grote Vallen van de Bladeren.
Argwanend speuren ze de kruin van de bomen af. Wanneer valt het laatste? Eerst waren er nog duizenden bladeren, toen nog 999, en zo gaat dat verder, elke dag minder bladeren.
Ze willen niet vallen, ze hebben een hekel om van die boom weg te gaan en op de grond te gaan liggen. Zo blijven er nog enkele bladeren hangen: met in elkaar geschrompelde pootjes, ingekrompen buik, de oren ver uit elkaar en een perkamentbruin gezicht. Ze zijn zo goed als dood. Maar ze hángen.
Dat nu werkt bepaalde mensen op de zenuwen. Ze hebben alle bladeren die er in de tuin lagen bij elkaar geveegd, ze hebben het gras opgepoetst, de tegels schoon geborsteld en een rubberen matje voor de deur gelegd. Elke avond worden de resterende bladeren bij elkaar geveegd, of met de hand opgeraapt en met een vies gezicht in de vuilnisbak gedeponeerd. Alsof die bladeren dode muisjes zijn.
Maar nog steeds is de zaak niet helemaal in orde. Nog altijd bestaat er gevaar dat de overgebleven bevuilers plotseling van de tak vallen en de trottoirtegels onbegaanbaar maken. De spanning groeit.
Op een gegeven moment zijn deze mensen niet meer te houden. Ze vliegen op de boom af, ze gooien stenen in zijn kruin, ze schudden zijn takken. En daar vallen de bladeren, de werkelijk allerlaatste bladeren. Snel en definitief worden ze opgeborgen.
Maar dit is het einde niet van de rampspoeden.
De buren hebben nog bomen met bladeren, andere straatbewoners hebben bomen in hun tuin die steeds opnieuw bla-