Alleen
Er is bijna niets wat door de mens zozeer gevreesd wordt als ‘eenzaamheid’. Eenzaamheid is een toestand die als uiterst verdrietig ervaren wordt. Slechts weinig mensen weten hun eenzaamheid creatief te gebruiken of zoeken deze op, als een begerenswaardig goed.
Is de mens van deze tijd tot meer eenzaamheid gedoemd dan de mens van vroeger? Als dat zo zou zijn, zou daaruit geconcludeerd moeten worden dat de relaties tussen de mensen verslechterd zijn. Iedereen heeft familie, buren en kennissen. Je bent bijna nooit zonder mensen om je heen. Zelfs 's nachts hoor je stemmen en lawaai op straat. En toch ervaren velen een ondraaglijke eenzaamheid: alsof ze alleen op de wereld zijn.
Eenzaamheid, zo is wel duidelijk, wordt niet opgeheven door het feit dat er mensen om je heen zijn. Je zou zelfs kunnen zeggen dat die anderen je isolement benadrukken.
Alleen relaties die berusten op zielsverwantschap kunnen een isolement doorbreken. Maar waar vind je die relaties nu zoveel menselijke verbanden verdwenen zijn of niet meer functioneren? Hoe ontkomt, met andere woorden, de mens aan die verlammende eenzaamheid, terwijl hij toch snakt naar kontakt?
Nu veel jonge mensen op een eigen kamer wonen of een eigen huis betrekken ligt het voor de hand dat eenzaamheid al vroeg haar intrede doet. Vroeger had die jonge mens nog altijd zijn huisgenoten. Maar net déze is hij ontvlucht of ontgroeid.
Vroeger was eenzaamheid misschien een probleem voor achterblijvende ouderen. Tegenwoordig zijn veel jóngeren eenzaam.
In die vreemde samenleving van ons - vreemd omdat we