Portret van een landschap. Gedichten 1953-1997
(1998)–Leo Herberghs– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
[pagina 94]
| |
Ials een slaap
moet het zijn, het donkerste
wandelen, een halverwege
ontgonnen akker
waarboven vlaggende
kerktorens, instortende
kruinen vol stotterende
windvlagen
daar tussendoor
lopen bijwijlen de runderen
zonder oorlog, geen vreugde
in hun kleuren
| |
[pagina 95]
| |
IIhoe zij zweeg, tijdig
het spreken aflegde en lag
in haar zwijgende
hemel, o laurierkroon!
blaadren tellend, op schotsen
van wolken afdreef naar
zonnige koningen en heilige
legenden
onzichtbare werken beginnen
de nerven, plechtig
nietsontziende slechten wormen
het ashoofd
| |
[pagina 96]
| |
IIIlosser die wolken! neem
regen terug. leg in de takken
resten van zwakkere
schijnsels uit spiegels
verwijder de korsten
van de halmen. leer het gras
praten met schaduw, met
war er zo pas nog was
stop holten vol
water. laat runderen
er vreugde vergaren, laat
maanlicht weerkaatsen
| |
[pagina 97]
| |
IVhoeven en hoornen, de scheve
heuvel dampt van het
vergaderde voetvolk
der koeien
langs hekken trekken zij
hun lange ogenschijnlijk tengere
uiers wekken de vreze
des heren
langs brandnetels, gemartelde
grassen komen zij dode
stallen nabij, een einde voorwaar
voor dromers
| |
[pagina 98]
| |
Vonbevlekt ligt de wind
in de bomen. oplettend
tellen de vogels de randen
van wolken
en luisteren naar wat de wind
doorvertelt aan de heg, zij slaan
geen gedachte over, zij wikken
de last van de herfst
schildrend met lippen richt
het blad zich omhoog, ziet
wat de boom praat met de laatste
verhevenheden
| |
[pagina 99]
| |
VItussen bloemen loopt
eerbiedig het donkere
pad. met rode schoenen
dwaalt de wolk door het land
tussen de bomen het water
rustig als landvolk, in on-
zichtbare dalingen
van de borstkas
achter de bossen vermolmt
zacht de wereld. de hemel
denkt aan de aarde
denkend vergaat de aarde
| |
[pagina 100]
| |
VIIneem het waar
op een afstand, laat
het achteloos uit je oog
ontsnappen
een andere dag komt
achter het gras
te voorschijn, met roekeloosheid
boven de halmen
het getimmerte van
de hemel kraakt, spoedig
barsten sponningen. je vertoeft
in het afzonderlijke
| |
[pagina 101]
| |
VIIIvliegend de zon, kwaad
van dampen, met muggen
gewapend de slotgracht
honden! stijgend het pad
vol geblaf in het groene
haasland. morsig ligt
de zon in zijn oervorm
kinderen komen, krassen
honig uit bloemen, lispelen
onhoorbare namen van
moeder
| |
[pagina 102]
| |
IXals zondag, dorpen
potten het licht op
in kerken, de zucht naar
de hemel wordt witter
dan klompen. daarop
hollen zij weg, de kinderen
langs vermolmde schuren
opgetast met godsdienst
achter de rug van
de runderen worden
de schaduwen groter, god
staat bij de schuurpoort
| |
[pagina 103]
| |
Xalom wordt gras hoog
ontwaken viert schrander
zijn lusten. het hoornvee loopt
boven zijn schaduw
de mussen schalmeien, het droge
water berooid verloor
zijn kinkhorens. geen oor
luistert aan wortels
de slaap tinkelt
aan bosranden, er rijpen
gedrochtelijke vruchten
aan ieders mond
|
|