Rouwklachten van den heere Jacobus Veenhuysen; beneevens de Lof der Jenever, eerste en tweede deel(1723)–Robert Hennebo– AuteursrechtvrijGecorrigeerd en van veel fauten gezuyverd. Met kopere platen versierd. Vorige Volgende [pagina II] [p. II] [pagina 3] [p. 3] Dus leeft men naa de dood. VIer trotse Tombes, op 't Karthuysers Kloosterhoff, En dichter Jason, met het gulde Vlies omhangen, Verheffen, elk om 't meest, den naam en ryken Loff Van 't doode Viergetal, door Kunstwerk en Gezangen De ontroostb're Lyder, bleek besturven van gelaat, Verkwikt van blydschap om het geen hy ziet gebeuren; Terwyl Achilles Zoon, in 't bidderlyk gewaad, Het deerlyk sterf Lot van Princes staat te betreuren. Princes, hoofdpatrones van 't swart gelamferd gild. Dus leeft men naa de Dood. Dit voorbeeld kan ons leeren, Dat Tyd of onzen naam vergeefsch zyn Seyssen spild, Wanneer de Teekenkunst en Dichtkunst die verweeren. Vorige Volgende