man van zijn dochter moet er een heel deel doorgezet hebben. De mannen van den gemeinderaad knikken maar eens. Ze zeggen zij: ‘Goeien dag!’ als ze meester ontmoeten, maar als ze op Turnhoutmarkt zijn en de kennissen uit de andere dorpen hooren, dan komen ze wel eens los. Turnhout, een stad, en wat haalt het uit? Tel de prijzen daar eens? En andere meesters? Ze kennen er genoeg die meer tijd verslijten in de herberg dan in de school; ze kennen er die den boer afloopen van 's morgens tot 's avonds met die nieuwe verzekeringen, maar spreek ze niet over de klas. Kom dan maar eens in Rielen zien.
‘Kom dan maar eens in Rielen zien!’ herhaalt meneer pastoor. Hij heft zijn glas. ‘Meester, proficiat!’ Hij drinkt traag, genietend, met gesloten oogen.
‘Ik heb dat tegen meneer den deken gezegd, meester: kom dan maar eens in Rielen zien!’
‘Ne mensch doet wat hij kan,’ zegt meester De Ruyck, zóó dat alles gezegd is. Meneer pastoor kijkt hem aandachtig aan, hij zoekt iets op dat aangezicht, in die rustige, sterke houding. ‘Zij'de gij dat, of is 't Klaasboer dien ik hoor?’ In den zoon heeft hij den vader ontdekt, het is niet te loochenen.
‘Mijn vader!’ zegt meester De Ruyck en hij glimlacht trots. Zijn oogen gaan naar meneer pastoor en hij slaat den blik niet neer.
‘Ja, uw vader. Een man, ik zeg dat, en ik ken er wat van, daar zijn er al veel door mijn handen gegaan. Weet ge wat hij zei toen hij verleden week hier was? Meneer pastoor, hier is 't laatste, en dat ge bedankt zijt. - Daar heeft hij het neergeteld, de laatste bankbrieven.’
Karel glimlacht, hij kent zijn vader; hij had aan zijn woorden, den zonnigen blik van zijn oogen wel gezien dat er iets gaande was.
‘Zoo heb ik er nooit een gehad,’ knikt de pastoor. Daar zijn er meer in Rielen, en ook in de omliggende dorpen die op de pastorij geweest zijn als ze geld noodig hadden; voor een nieuwe schuur, een paar beesten, een peerd. ‘Volk zou hij moeten hebben, die man doet mirakelen!...’
‘Ja,’ antwoordt meester kortaf. Het is zijn zaak, en wat hij beslist heeft, blijft. Het is niet goed daar te veel woorden aan te verspillen. ‘Eigenlijk kom ik vragen, meneer pastoor,