Brief van 13 juli (1958?).
‘Zondag 13 juli
Lieve mensen
Jullie zullen wel denken is Mary dood of weg? Ik zit in de Ziekenverpleging Prinsengracht - ongeveer tegenover Verkade en jullie vroegere woning.
Ten eerste hartelijk dank voor het prachtige ‘Noch elf Jahre und ein Tag’. Ik heb er echt van genoten.
Misschien ter verduidelijking van ‘Ziekenverpleging’ het volgende: Sinds ± 4 maanden terug kreeg ik een eczeem, achter oren enz. Was er nog mee in Parijs. Nu weet ik wat Bruno meent ‘jeuk’ te hebben. Het is erger dan pijn en duizendmaal verschrikkelijker dan alle longontstekingen bij elkaar. Aanvankelijk dacht zelfs de huidarts dat het niet veel betekende - maar het werd steeds erger. Ogen dik met paarse wallen. huid om ogen hard als schuurpapier enz. Toen ik begon met krabben uit radeloosheid heeft die dokter de Ziekenverpleging opgebeld. Vandaag ben ik hier 2 weken en 3 dagen bijna. Het barbituurzuur is volgens de dokter de hoofdoorzaak. En nu de afwenning van slaapmiddelen. Het is een lijdensweg - Het eczeem is bijna verdwenen - ik heb in deze 3 weken nauwelijks 2 uur bij elkaar geslapen.
Dit ziekenhuis is erg prettig - een kamer alleen - ik kijk uit op de bomen van de Prinsengracht.
Wanneer ik naar huis ga? Eerst dacht de dokter a.s. Donderdag. Mijn hemel, deze nachten, eindeloos.
Maar het moest - een oud zeer van meer dan 30 jaar is niet in 3 weken te verhelpen.
Nu mag ik in de tuin zitten en rond lopen. Hebben jullie nog iets te lezen voor me? en schrijf eens, alsjeblieft. Misschien begrijpen jullie mijn lange zwijgen - het is beroerd, vervelende dingen te vertellen.