Brief van maart 1957 (?)
‘En eenzaamheid (duurt) bijna je hele leven. Niet dat er niet genoeg gedokterd wordt om me van de eenzaamheid af te helpen - maar er zijn dingen als charme, stom geluk of ongeluk, intellectueel of idioot zijn, waar niks aan te doen is of tenminste niet veel - schilderen en cursiefjes schrijven doet nu iedereen, ook ballet.
Ik schijn soms als een bezetene te schreeuwen wanneer ik mijn ‘slaap’middelen op heb en weet er daarna niets meer van af.
Kijk het is niet prettig zoo vaak ziek te zijn - altijd op dat slaapkamertje te liggen en lezen. Hoewel ik de góden dank dat mijn andere oog ook niet blind is.
Er is nu een slaapkamertje in de keuken voor me in elkaar gezet - maar ik hunker naar frisse lucht, tocht zoals de hollanders het noemen. Voor mij is het als een ijsgekoelde drank.
Nu ik het dieet van de huisdokter volg (een poedertje dat naar poep smaakt tot dessert) zijn die spugerijen opgehouden. Ik heb geen t.b.c. verzekert die arme vent me steeds -
(...)
Mijn haar dat op een derde gereduceerd was doordat ik kauwgum in mijn oren had gestopt, om het gebonk van die tunnelmakerij niet meer te horen - groeit weer.
Zou er geen patent genomen kunnen worden op een substantie die op kauwgum lijkt - maar natuurlijk de haren intact laat. Kale hoofden zijn wel modem (zie Jul Brunner) maar het wordt nog niet zo algemeen met enthousiaste gevoelens geapprecieerd.
Hartelijk dank voor ‘das lyrische Stenogrammheft’. Ook Mascha schijnt wel eens met de eenzaamheidsziekte gevochten te hebben.