Mary Dorna 1891-1971
(1977)–Toke van Helmond, [tijdschrift] Engelbewaarder, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
De schrijfster Mary DornaMary huilde nooit, maar nadat Henk gestorven was heeft ze urenlang ontroostbaar gehuild. Daarna heeft ze haar tranen gedroogd en geen enkele emotie meer getoond. Zo bleef ze achter in het huis op de Prins Hendrikkade, alleen met juffrouw Walz om voor haar te zorgen. Door de hernieuwde belangstelling voor haar werk, kwamen er wel steeds veel mensen op bezoek.
Mary Dorna en haar huishoudster juffrouw Walz.
(Foto: Herman Gordijn.) De herdruk van haar verhalen liep zo goed dat er eind 1968 een tweede bundel verscheen: Een heer om port mee te drinken, en in 1969 een derde: Trammelant met de familie. In 1970 verscheen een verzamelbundel met een selectie verhalen uit de vorige herdrukken, onder de titel De | |
[pagina 82]
| |
Mary Dorna en juffrouw Walz
| |
[pagina 83]
| |
wereld van Mary Dorna. Op 19 maart 1970 werd er door de VARA een programma over haar uitgezonden ‘Signalement: Mary Dorna’. Een documentaire over haar leven en werk, samengesteld door K. Schippers en Henk de By. Ze dicteerde een aantal nieuwe verhalen aan Lida Polak die in Tirade verschenen. Belangstelling te over, maar allemaal belangstelling voor ‘de schrijfster Mary Dorna’. En hoewel ze blij was dat haar verhalen weer gelezen werden, ging al die belangstelling een beetje langs haar heen. Ze was er eerder verwonderd over. Als mens was ze ziek, oud en alleengelaten. In het najaar van 1970 overleed Bruno Wille en daarmee was er eigenlijk niemand meer uit haar leven over. Alle mensen waar ze van gehouden had, had ze overleefd. De laatste jaren wachtte ze op de dood. Op vrijdag 19 maart 1971, 's middags om een uur of vijf, stierf ze aan een hersenbloeding in de armen van juffrouw Walz. Ze werd begraven op de Nieuwe Oosterbegraafplaats.
In een brief aan Bruno heeft ze eens over zichzelf gezegd: ‘Ik sta voor alles open en begrijpen kan ik alles. Juist ik. Ben door vele paradijzen, maar ook door veel gegaan wat men “de hel” noemt. Heb van beide alles in me’. In haar verhaal Dinner by candle-light (1937) vatte ze de ‘paradijzen’ aldus samen.
‘Ik heb van alles gehad, in overvloed - te veel bijna. Diners aan boord waar geen eind aan kwam met een menu om in een lijst te zetten, een ontbijt waar men drie gezinnen mee in het leven kan houden een week lang. En het Hradschin heb ik gehad met de Kleinseite, het Louvre, het Luxembourg en de Tuilerieën, de Schottenring en alle goede Breughels in Wenen en de Albertina, waar je de verrukkelijkste tekeningen zo maar in mappen in handen krijgt. Op de “ Ananasberg” in de Hofgarten van Düsseldorf heb ik rijnwijn gedronken toen ik twintig was met iemand die drieëntwintig was en een “Künstler” nog erbij - en met carnaval speelden de zigeuners voor ons - voor ons alleen... Eens ben ik in een meimaand op een kasteel in Gelderland aangekomen - 's avonds. Alles geurde naar lente, de kastanjes droegen rode kaarsen, een nachtegaal zong door de nacht - en de dag daarna bloeiden de azalea's zachtgeel en ze roken naar liefde’. |
|