hij zoo verliefd op het onderwerp, dat hij niet meer van uitscheiden wist. Hij schreef een vervolg, en daarna nog een. Beschouw maar dit slot als mijn Serious reflections; en ik ben wat de omvang en alles betreft, binnen heel wat bescheidener proporties gebleven.’
Uitgever: ‘De lezers van nu zijn ook niet dezelfde meer van toen.’
Ik: ‘Zou je denken? En hoe zit het met de liefdesgeschiedenissen? Altijd nog is dit hèt thema, mijn waarde. Je zei het straks zelf.’
Uitgever: ‘Ja, maar niet zoo als jij ze te pas brengt hier. Zoo verwarrend. Als bewijs voor een andere werkelijkheid.’
Ik: ‘Maar ik heb het heusch beleefd...’
Uitgever: ‘Dat geloof ik, je kennende, graag. Had het anders, in derde persoon, door het overige verhaal heengevlochten, dat was best geweest.’
Ik: ‘Dat mag ik niet. Deze liefdesgeschiedenis is maar een fictie. Het àndere is werkelijkheid!’
Uitgever: ‘Nu ben je bezig de heele zaak hopeloos te verwarren. Je komt er zelf niet meer uit. En geen lezer, geen sterveling.’
Ik: ‘Dan is het net precies goed. We kunnen de werkelijkheid niet genoeg door elkander karnen, om eindelijk al de boter der waarheid te winnen.’
Uitgever: ‘Maar het publiek, de critiek, de literatuur... Er is al verwarring genoeg, er wordt al door anderen voldoende geëxperimenteerd, en als je gewóón tracht te doen, dan maak je het werkelijk al bont genoeg. Nu ga je heusch veel te ver.’