Lelijkerds
Onze wens om in een mooie wereld te leven - mooi naar onze persoonlijke opvatting - maakt dat wij geneigd zijn aan te nemen, dat het mooiste wat de natuur produceert aan landschappen, mensen, dieren, planten, ook inderdaad mooi is. En we proberen dan - alweer op onze manier - de dingen die wij maken, zo mooi mogelijk te laten zijn, of van die welke anderen maken, juist datgene uit te kiezen, wat aan onze opvattingen van ‘mooi’ beantwoordt.
Dat is zo een manier van leven, een levensopvatting, die de meesten van ons volkomen bevredigt. Maar het is natuurlijk een even plezierige als onhoudbare misvatting. Het berust op een uitbreiding van Candide's lieflijke dwaling, en zo min als alles goed is omdat het er is, zo min kan men deze schepping mooi noemen omdat er - heus bij toeval - een aantal dingen zijn, die we mooi gelieven te noemen.
Laat ons eerlijk zijn: het lelijke overheerst. De schepping blijft bij nadere beschouwing verwonderlijk, raadselachtig, boeiend. Maar mooi? Er is niets moois aan het microscopische beeld van een virus, en niets moois aan de grootste foto van de Andromeda-nevel. Ze zijn belangwekkend, meer niet. Wie vindt er nu iets aan een zoutkristal of aan de besneeuwde top van de Popocatépetl? Een koe of een spar of een politieagent geven niet de minste esthetische aandoening. Al zijn we ons nog zo goed van hun nut bewust, de Aletsch-gletscher of de Nederlandse Spoorwegen, het Suez-kanaal of de Amazone-monding, de Kalverstraat of de Eiffeltoren of New York's Radio-city, ze zijn allemaal erg interessant, maar beslist niet mooi.