Semi-finale(1982)–Albert Helman– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] Madrigaal 't Is niet de sneeuw die aan je voordeur ligt in blanke vacht om zacht je voet te omvatten, en 't is de koude niet, die met zijn hand van watten tast naar de kleinste welving van je strak gezicht. Ik ben het, lief, door vorst van huis verdreven naar waar je warmte lokt en waar de haard tussen de welving van je borsten leven en lafenis voor mijn zwervershand bewaart. 't Is niet de storm die aan je ramen rukt, noch is 't de winterwind die je aan de kieren van je verholen huis hoort gieren, hardnekkig, tot hij deuren opendrukt. Ik ben het, lief; de vlaag van mijn verlangen drijft mij naar jou, onmachtig zijn geweld nog langer in te tomen. Gans ontsteld hoor je mij kreunen om je vast te omprangen. 't Is niet de winter die mij verre houdt van 't warme bed waarin je mijn lang wachten waardin zult zijn, nog alle winternachten totdat het lente wordt en zich de zon verstout ons eindelijk te wekken in een klare morgen. Ik wacht vergeefs, met eenzaamheid gestraft, om in je huis en hart voorgoed te zijn geborgen, waar je ongenaakbaarheid mij eindelijk toegang schaft. Vorige Volgende