rust, en wij elkaar vertellen: ‘Waarom eigenlijk? Woorden kunnen toch niet zeggen hoeveel innigheid er is. Wanner je zwijgt ben je nog dichterbij. Zelfs de afstand waarin woorden zich bewegen, bestaat niet langer tussen ons. Het is niet mogelijk elkaar nog méér nabij te komen, jij bent ik en ik ben jou, wij zijn geheel doordrongen van elkander.’ Ik onderscheid niet-eens meer welke stem de hare is en welke die van mij.
Waarom zou ik dan nog schrijven? Beiden weten wij dat er niets anders mogelijk is dan trouw: wij zijn volkomen met elkaar vergroeid. En daarom is het, dat de herfst wel lente lijkt; ik heb haar jeugd in mij, en weet dat die zal blijven tot het laatst.
Het schrikt mij niet meer af, te denken aan het laatste. Ook dat zal rust zijn, trouw aan haar, en innigheid.
Voor enkele weken maakte ik een kleine zomerreis naar mijn geboortedorp. Het oude huis waar ik als kind gewoond heb, stand er nog bruin en ernstig in de straat. Ik ging de wegen die ik honderdmaal gegaan was, toen ik niet groter was dan Marc... de wilgendijken over, waar wij als jongens wandelden, de groene strakke horizonten tegenmoet. Ik heb urenlang gelopen, tot ik kwam aan een gehucht, waar ik mij niet herinnerde ooit tevoren te zijn geweest. Er waren slechts een paar boerenhofsteden nabij een groepje oude bomen; witte wolken spiegelden zich in de sloten. Al het overige was groene vlakte, hier en daar met kleine donkere vlekken van koeien, en hoge wolkenrijke lucht. Het rook naar aarde en er was een grote stilte. Achter deze huizen, waar sinds eeuwen een gelijkmatig leven in de stilte van veel lange, rustige seizoenen moet geleefd zijn, zag ik ook een kerkhof... niets dan een stuk weiland, groen als al het andere, slechts omgeven door een laag wit muurtje. Een verzamelplaats van rust, het middelpunt van alle rust in de omgeving. Ik ging het hek door, naar de graven, lage klingen, heel veel kleiner dan een mens. Er stonden enkele heesters, en een kwikstaart hipte rond van graf tot graf.
Ik dacht opeens: als dit het einde is, deze stilte, deze rust, is dat dan niet de hoogste trouw, is dat dan geen voldoende prijs voor alle zorgen, alle pijn... niet de vervulling van de hoogste hoop? Eens heb ik naar de dood verlangd, het storten in een donkere kloof... dat was mijn wanhoop, en ik wist nog niet dat doodgaan iets zeer goeds kon zijn, de diepste, mooiste liefdedaad. Hier op dit landelijke kerkhofje wist ik het opeens. De klaver en de gele