rust, het middelpunt van alle rust in de omgeving. Ik ging het hek door, naar de graven, lage klingen, heel veel kleiner dan een mensch, en ook begroeid. Er stonden enkele heesters, en een wipstaart hipte rond van graf tot graf.
Ik dacht opeens: als dit het einde is, deze stilte, deze rust, is dat dan niet de hoogste trouw, is dat dan geen voldoende prijs voor alle zorgen, alle pijn.... niet de vervulling van de hoogste hoop? Eens heb ik naar de dood verlangd, het storten in een donkere kloof.... dat was mijn wanhoop, en ik wist nog niet dat doodgaan iets zeer goeds kon zijn, de diepste, mooiste liefdedaad. Hier op dit landelijke kerkhofje wist ik het opeens. De klaver en de gele paardenbloemen op de graven vormden een gemeenzaam dek voor allen die hier bij elkander lagen.
Een lieflijke gedachte: nu reeds te bezinnen hoe je later hier zult zijn.... zeer stil en zeer gemeenzaam met de andere onbekenden. En niets je meer het wonder en de liefde en de stilte rooven kan.
En thans, in deze herfst, denk ik nog menigmaal terug aan al de groene stilte van dat hofje. Telkens wanneer ik aan Claire moet denken. Haar oogenlicht glanst over deze plek, waar ik alvast mijn plaatsje heb gekocht, de ruimte voor een kleine, kinderlijke kling aan alle andere daar gelijk. Haar oogenlicht is het volkomene van deze herfst, - haar roodbruin haar is uitgewaaid in al de geurige wolkenluchten, is