juist als dieren? Ik ken een gek die meent dat hij een meikever is.’
‘O, niet meer zulke ijselijke verhalen, doktor. Bitte sehr!’
‘Nu, ik kan me zelfs tot de kliniek beperken. Via de menselijke dierphobieën is er van de dieren-psyche nog zoveel te achterhalen.’
‘Om u de waarheid te zeggen, heb ik steeds gedacht dat de dieren geen eigenlijke psyche hadden.’
‘En de gevoels-complexen dan, en de instincten? Beschouw eens aandachtig je eigen aap. Hij zal je ongetwijfeld veel kunnen leren. Ik zou hem gaarne willen bestuderen.’
‘Komt u maar eens kijken,’ zei ik.
‘Goed, dan breng ik Martha mee.’
‘Zoals u wilt; of ... gaarne.’
Dr. Schneider heeft hem niet meer kunnen zien, want kort daarna compromitteerde hij zich, zoals ik reeds zeide, en hij verliet het land.
Zijn praten maakte echter een dusdanige indruk op mij, dat, hoewel ik al zijn zeggen van a tot z onzin vond, mijn aandacht sindsdien nog sterker aan de aap gekluisterd bleef. Ondanks mijzelve ging ik hem voortaan bezien als een wezen van uiterste degeneratie. Zoals wij ons steeds erover verwonderen welke geheimzinnige zonden de dieren voor ons verborgen houden. Niet voor niets hebben zovele verdorven lieden een verwoede liefhebberij voor dieren.
Wat mij betreft, er was nog een vraag die mij folterde: Waarom had Martha met Schneider over mijn aap gesproken? Was hijzelf voor haar gevoel met de aap geassocieerd misschien...