De glorende dag(1923)–Albert Helman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] De staage tegenwoordigheid I Uw rustige eenderheid àl dagen door heeft mij de hoogste vreugd geschonken; die stil verschenen zijt met liefde welke zacht verloor haar smart, in nacht verzonken. Uw liefdes stille pracht straalt naar mij toe... nu weet ik wat ik nooit kon weten... dat gij mij ver-weg bracht van alle aardsch gedoe... stil bij u neer-gezeten. En in dit zelden oogenblik zie 'k hoe gij steeds bij mij waart, wachtend op 't ontwaken uit mijn verblinde Ik, dat ge eerst door zooveel leeds verlangenloos kondt maken. [pagina 27] [p. 27] II Naar u gaan altijd mijn gedachten zooals ten klare lucht der duiven vlucht een witte wolk aan 't effen blauwe-zachte luchtruim drijvend, stil, met geen gerucht. Dat is der dagen liefde, stroomend hoog boven aardes droeve vale pracht; maar liefdes schoonste denke' is verder komend, uit hooge mane-klare sterre-nacht. Dan kan 'k gedachten ijler weven dan woorden zeggen kunnen, fijner dan het spichtig licht der maan, het winde-beven der boomen bladeren beroeren kan. Naar u gaat dan in koele luister der wereld warme harteklop... en mijn... gaat mijner ziele liefdevol gefluister naar oogen die als sterren zijn. Vorige Volgende