Facetten van de Surinaamse samenleving
(1977)–Albert Helman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Woord voorafNa ruim een halve eeuw besteed te hebben aan het observeren van bepaalde culturele aspecten van de zo bij uitstek heterogene samenleving in Suriname en een goed deel van deze lange levensperiode te hebben gewijd aan de nadere bestudering van allerlei culturele verschijnselen in dat land - een studie vaak onderbroken door andere, dringender taken, maar nooit geheel afgebroken - achtte ik het tenslotte hoog tijd om eindelijk eens over te gaan tot een algemene en overzichtelijke inventarisatie van al het materiaal dat ik op den duur door eigen waarneming of die van andere, betrouwbare onderzoekers had leren kennen. Zowel het tijdstip van doorsnijden der laatste formele koloniale banden die Suriname in zijn vrije ontwikkeling zouden kunnen belemmeren, als een niet-redelijkerwijze te ontduiken opdracht om een ‘Cultureel mozaïek van Suriname’ te ontwerpen en daarna ook te helpen samenstellen, deden mij eveneens inzien dat het geëigende ogenblik voor deze inventarisatie was aangebroken. Maar hoe licht vergist men zich niet, ook na zulk een langdurige voorbereiding, bij het aanpakken van een dergelijke opgaaf. Ofschoon mij ervan bewust dat een groot gedeelte van het geografisch toch vrij beperkte gebied in cultureel-anthropologisch opzicht nog onvoldoende bestudeerd was - en dit in weerwil van de vele rijpe en nog talrijker groene publicaties die vooral in de laatste vijftien jaren aan Suriname gewijd zijn - meende ik, naïef genoeg, dat het mogelijk zou zijn bij een zorgvuldige inventarisatie tot een goed overzicht van het gehele culturele terrein te geraken, het bekende te rangschikken en de bestaande lacunes duidelijk aan te geven. Halfweegs deze even boeiende als moeizame onderneming deed ik echter, niet zonder enige ontsteltenis, twee merkwaardige ontdekkingen. In de eerste plaats: dat er ongelooflijk veel méér materiaal voorhanden was dan ik bij mijn ongeordende kennis van allerlei deelgebieden ooit had kunnen vermoeden, terwijl men aan weinig daarvan ongestraft voorbij kon gaan. En in de tweede plaats: dat op de zich vormende culturele kaart onvermoede gebieden ‘blanco’ moesten blijven, daar ze veel te weinig of in het geheel niet onderzocht waren, - zeker niet door geïnteresseerden met voldoende wetenschappelijke kwalificaties voor het leveren van zelfs maar een goede beschrijving of indicatie. Om nog te zwijgen van de noodzakelijke critische beoordeling en vergelijking die op dit alles zouden moeten volgen. Ik had mijn opgaaf in twee tegengestelde richtingen onderschat. De rijkdom aan relevant materiaal bleek inderdaad overweldigend. Niet alleen wat elke afzonderlijke bevolkingsgroep betrof, maar ook en vooral | |
[pagina 8]
| |
in het meest interessante opzicht: hun interactie. Bij alle ‘afzonderlijkheid’ van de ethnisch-begrensde culturele verschijnselen en eigenaardigheden deden zich ook talloze bewijzen van wederzijde beïnvloeding en acculturatie voor. En juist deze verschijnselen zijn, nog afgezien van hun intrinsiek wetenschappelijk of artistiek belang, van de grootste betekenis voor een volk-in-wording, voor een samenleving als de Surinaamse, waar afstammelingen van meer dan een half dozijn oorspronkelijk totaal van elkaar verschillende ethnische groepen, hoe gering ook in aantal en op hoe verschillende tijdstippen ook bij elkaar gebracht, vandaag tezamen met vallen en opstaan bezig zijn één natie te vormen. Wat het begrip ‘natie’ ook moge impliceren. Het is geen geringe plicht die de actuele omstandigheden èn de historie hun op de schouders geladen heeft, en ze hebben hem, liefst op korte termijn, te volbrengen binnen een nauw-omsloten, nog slechts gedeeltelijk bewoonbaar grondgebied, en bovendien in een kennelijke toestand van naar Westerse begrippen economische en technische onderontwikkeling. Tussen de spanning van een ‘grootste gemene veelvoud’ en een ‘kleinste gemene deler’ van al hun cultuur-elementen (en wie geeft die gemakkelijk prijs?) moeten de nieuwe factoren door hen worden geïnterpoleerd of geintroduceerd, om tot een oplossing te geraken van het probleem, hoe al deze verschillend georiënteerde mensen tot één volk te integreren. Hoe zichzelf te integreren. Hoe een paar honderdduizend historisch samengedrevenen in zulk een beperkt territoir hun levensmogelijkheden daarin collectief hebben te ontwikkelen, zonder terecht te komen (of te blijven) in de moordende impasse van Sartre's tragische held en gedoemd te zijn te (blijven) denken: ‘L'enfer, c'est les autres’. Te vinden hebben zij ook de factoren die het onmogelijk moeten maken dat de ene groep de andere cultureel zó dodelijk omklemd houdt, dat verdere acculturatie, die steeds veel tijd vergt, onderdrukking van het heiligste erfgoed der ‘anderen’ veroorzaakt en er een culturele groepshegemonie ontstaat, funest voor alle overige bevolkingsgroepen en dus ook funest voor de gewenste eenwording. En wat valt er voor hen te doen tegen een blindelingse zelf-uitlevering aan ‘het Westen’? Geen wonder dat het materiaal teveel werd voor de mij toegedachte en naderhand zelfs uitgebreide omvang van ‘Cultureel mozaïek van Suriname’, waaraan een twintigtal auteurs hun medewerking hebben willen verlenen.Ga naar voetnoot*) De culturele ethnologie van de betrokken bevolkingsgroepen is, naar verhoopt wordt, in dàt boek wel tot zijn recht gekomen, en veel daarin is ‘nieuw’, al ware het alleen al door de onwillekeurig ontstane contrastering van de verschillende ‘culturen’ of het voor de eerste maal naast-elkaar- | |
[pagina 9]
| |
stellen van de cultuurvarianten der negroïde bosland-bewoners. Maar een groot aantal contactverschijnselen en vooral psychologische ‘eigenaardigheden’ konden binnen dat bestek niet meer ter sprake komen, noch veel van de ‘diepere’ achtergronden van allerlei gedragspatronen die voor de aandachtige waarnemer toch zichtbaar aan de oppervlakte lagen, maar niettemin nooit tevoren of in voldoende mate bestudeerd werden. Alle cultuur-filosofische commentaar moest uit plaatsgebrek achterwege blijven of kon slechts haastig worden aangeduid in de Inleiding van genoemd werk. De inventarisatie en de beeldvorming kunnen bij een grotere volledigheid echter alleen maar winnen. Er zijn nog aspecten van de culturele interactie in Suriname, die niet alleen van belang zijn voor dat land, maar dit ook voor de culturele anthropologie in het algemeen zouden kunnen blijken. Vandaar deze ‘elf facetten’ die in zekere zin een wat gespecialiseerd en ten dele ook speculatief supplement vormen bij bovenvermeld ‘Mozaïek’. Werd in dat boek naar een zo objectief mogelijke weergave van de feitelijke gegevens gestreefd, deze ‘elf facetten’ geven veeleer het resultaat van persoonlijke beleving en (uiteraard controversiële) beoordeling weer. Onontgonnen gebieden zijn hier aangeboord, maar hoeveel ‘zuiver erts’ ze bevatten, moet nog worden afgewacht. Het heeft enige moed gevergd, ‘vermoedens’ uit te spreken, al was het gewoonlijk wel een ‘calculated risk’ die genomen werd. Bovendien kunnen gefundeerde tegenspraak en tegenbewijs uitermate vruchtbaar zijn. Deze collectie van elf studies - waarschijnlijk het laatste wat ik over Suriname zal publiceren, want ik polemiseer niet - is tot een minimum beperkt gebleven. Mogen anderen het onderzoek overnemen en voortzetten! Mijn werkterrein ligt voortaan elders, want er is nog zoveel te doen voor iemand die, als menig voorganger, voortdurend moet verzuchten: ‘Many things done and more things undone!’ Wat dit boek betreft, al ben ik geen Soefti, toch citeer ik hun wijsheid graag, en dit Voorwoord wil ik dan ook - bij wijze van zelfverdediging - besluiten met het volgende: Iemand zei tegen Bahaudin Naqsband: ‘Je vertelt allerlei dingen, maar vertelt ons niet hoe ze te verstaan’. Hij antwoordde: ‘Hoe zou het je aanstaan, wanneer de man van wie je vruchten kocht, ze voor je ogen opat en je alleen de schillen overliet?’ Neem en eet, - liefst smakelijk.
A.H. |
|