Cultureel mozaïek van Suriname
(1977)–Albert Helman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 437]
| |
NabeschouwingOok de laatste steentjes van dit veelkleurige, door ruim twee dozijn kenners samengestelde mozaïek kunnen het beeld dat de ontwerper voor ogen gestaan moet hebben, niet geheel voltooien.Ga naar voetnoot*) Niet alleen omdat het actuele culturele aspect van Suriname - als dat van alle landen - voortdurend wisselt, maar ook omdat het in het onderhavige geval uitermate ingewikkeld, ook menigmaal onduidelijk is, en soms op karakteristieke wijze paradoxaal. De Surinaamse culturele paradox lijkt me deze, dat het land zowel genoemd kan worden ‘a backwater in South America’ (zoals een Noord-Amerikaans tijdschrift het ter gelegenheid van zijn onafhankelijkheid kies beschreef), alsook de meest kaleidoscopische samenleving van het Caribisch gebied. Suriname is lange tijd méér eiland geweest dan misschien enig Caribisch eiland. Zonder raakvlak met zijn Latijnse omgeving, was het met de navelstreng van contact en commercie slechts aan het verre moederland gebonden. En terwijl de Engelse, Spaanse of Franse taal aan andere koloniën tenminste een, zij het ver, uitzicht bood op imperiële en culture allure, bracht het Nederlands, dat de Creoolse bovenlagen zich, met de gretigheid van de keuzeloosheid, eigen maakten, hen cultureel gesproken weinig verder dan de moestuin van Europa, waarin enige resten van vroegere siergewassen. Zo goed als de onverbiddelijkheid waarmee de naald op het cultureel kompas der Creoolse opvolgersstrata naar de Nederlandse pool wees en nog wijst, een dwangmatig gevolg was van het koloniaal bedrijf, zo goed | |
[pagina 438]
| |
waren het de schijnbare grilligheden van koloniale uitbating en beheersing, die ertoe leidden dat de inheemse Indianen nog net niet werden uitgeroeid, de Bosnegers ver van het plantagesysteem voortleefden, de Hindostanen - zoals ook in Trinidad en Guiana - het land werden binnengevoerd, en de Javanen (uniek op het Westelijk Halfrond) er een nieuw vaderland moesten vinden; om van de kleinere bevolkingsgroepen hier te zwijgen, die alle tezamen zorgen voor een veelvormigheid van groepsgedrag en -opvatting, die het verleidelijk maakt de samenleving en culturen van Suriname te zien als micro-globe, als druppel waarin de planeet zich weerspiegelt. Zo vermengen de beelden van kaleidoscoop en ‘backwater’ zich voor het moment. Geen van beide beelden (over de accuraatheid waarvan men mag twisten: tenslotte bleek het Noord-Amerikaanse tijdschrift de bauxietproductiecijfers goed te kennen) zijn stille beelden; de eigen Surinaamse film is pas begonnen. We gissen graag naar het vervolg, en talrijk zijn de plausibele scenario's. De eigen omgeving wordt intensiever dan ooit verkend; gelijktijdig brengt de openlegging van hun grensgebieden Venezuela en Brazilië nader tot hun Guyanese buren, naar wie zij vriendelijk zwaaien, om in de toekomst wellicht eikaars handbewegingen steeds nauwlettender in de gaten te houden. Zal zulk een nauwer contact met de Latijnse nabuurstaten leiden tot een sterkere groei van het over de eigen Surinaamse bevolkingsgroepen heenreikende besef van ‘Surinaamsheid’? Zullen de toekomstige machtsverhoudingen in de regio ook een nauwere samenwerking met de andere Guyana's teweeg brengen, en welke gevolgen zou zulk een samenwerking met een gelijksoortig ethnisch gestructureerd volk als Guiana hebben op de nationale Surinaamse saamhorigheid? Of zullen de kleine verwante landen door de machtigen tegen elkaar worden uitgespeeld en zelfs binnenslands de ene groep tegen de andere? De bedoeling van dit soort speculatieve vragen is hier slechts, snel het nauwe verband te tekenen tussen culturele diversiteit enerzijds, en politiek en economie anderzijds, en het cliché aanschouwelijk te maken: dat een krachtig bewustzijn van eigen Surinaamse identiteit de politieke en economische weerbaarheid van het land alleen maar ten goede kan komen. Dit is geen pleitrede voor culturele eentonigheid, die (voor een ieder die dit boek gelezen heeft) even onbereikbaar als onwenselijk is. Maar wèl is het een pleidooi voor een zódanige cultuurpolitiek, dat deze moeiteloos zal kunnen worden onderscheiden van het bedrijven van politiek met de cultuur. De schrijvers van dit boek hebben op verschillende bladzijden aangegeven in welke slagorde en in welke richting zij zulk een cultuurpolitiek zouden | |
[pagina 439]
| |
willen opstellen en bedrijven. ‘Wans' ope tata komopo, wi moe seti kondre boen’ - ‘Hoe wij hier ook samenkwamen, aan zijn (Suriname's) grond zijn wij verpand’. Het gevoel, op een gemeenschappelijk territoor de toekomstige lotgevallen als gemeenschappelijk te beleven, dat is wat de auteurs voor het ontstaan van een nationaal, Surinaams-cultureel besef even wenselijk als onontbeerlijk lijkt. Zij hebben de culturele rijkdom van het land penetrant en in veel opzichten onnavolgbaar beschreven. De contrastrijke verscheidenheid die deze rijkdom uitmaakt, bergt het gevaar van zijn desintegratie in zich. Men zou nu, met die boeiende combinatie van zelfvoldaanheid en beléring die epiloogschrijvers weleens eigen is, kunnen volstaan met Suriname de opbouw van een maatschappij toe te wensen, waarin iedere groep de andere respecteert, waarin geen beeldvorming meer door naijver wordt bijgekleurd, en waarin ieder lang en gelukkig leeft. En men zou het oprecht kunnen menen. Maar een wens die enige toepasbaarheid wil inhouden op een termijn, kort genoeg om het heilsrijk nog te zien gloren, kan zó goedkoop niet zijn. Suriname - evenals Guiana en Trinidad - is niet, zoals Nederlandse proefschriftschrijvers graag menen, het prototype van ‘de Caribische maatschappij’. Het is een flagrante uitzondering: de belangrijke Aziatische bevolkingsgroepen, nog maar aarzelend als ‘echte Surinamers’ erkend, compliceren de politieke, economische en culturele machtsverhoudingen op een elders in de regio ongekende wijze; vandaar dat de angst voor desintegratie binnen één territoor nergens zo veelvuldig iwordt uitgesproken als in deze drie landen. Maar het is misschien juist deze angst die bij de bekwaamsten van hun volk steeds weer gesublimeerd wordt tot een omzichtige behendigheid, die de rivaliteit aan nog net door allen te aanvaarden spelregels weet te binden. Het opstellen van de regels voor het ernstige spel der culturele elementen vereist een kennis van elkaar, die ook onder de Surinamers zèlf niet steeds aanwezig is. Moge dit boek - dat tegelijk verschijnt met één, aan de Nederlandse Antillen gewijd - ertoe bijdragen, dat men in Suriname naar binnen toe de spelregels steeds voor allen bevredigender opstelt en toepast, en dat men naar buiten toe een steeds harmonieuzer veelvormigheid als het werkelijk eigene erkent.
H.H. |
|