Typerend voor de toestand op kleinere plaatsen is dit beeld van de hoofdstraat in het thans ruim 100 jaren oude grensstadje Albina, gesticht door een Rijnlandse immigrant.
ook die van het goeddeels waardeloze ambtenarenkorps bedreigd; er volgde staking op staking, in '73 culminerend in een grote algemene staking. En ofschoon de Regering deze overleefde, werd zij een half jaar later, na de algemene verkiezingen waarin weer een ‘Nationale Partij Kombinatie’ (
n.p.k.) optrad, vervangen door het kabinet Arron (Pengel's opvolger als voorzitter van de
n.p.s.) dat zonder enige medewerking van de ‘Hindostanen’ de laatste regeerperiode onder het Statuut begon. Er waren al kort voordien moeilijkheden ontstaan met de westelijke naburen in de republiek Guiana, waar ook de Creoolse bevolkingsgroep onder leiding van Burnham de boventoon voerde en de grote Hindostaanse minderheid onder Jagan zich achteruitgesteld zag. De door de ontdekkingsreiziger Schomburgk al in de jaren 1840 vastgestelde bovenloop van de grensrivier, de Corantijn, was sindsdien onjuist en de New River de hoofdrivier gebleken; reden waarom Suriname op het betwist gebied aldaar een vliegveldje aanlegde met een beambtenpost erbij. Deze post werd in 1969 plotseling ‘uit de lucht’ aangevallen en ‘veroverd’ door Guianese soldaten, die zich daar blijvend neerlieten. En hoewel op korte termijn de twee betrokken ‘verwante’ regeringen afspraken om alles weer terug te draaien en de grenskwestie voorlopig te laten rusten, gebeurde dit niet en bestaan er nog steeds spanningen tussen beide landen, welke leidden tot latere moeilijkheden betreffende de voorgenomen aanleg van hydro-elektrische werken in het Corantijnbekken, waar men veelbelovende voorkomens van bauxiet en andere mineralen aanwezig achtte. Nog altijd was en bleef de exploitatie van bauxiet de enige reële hoop voor de economische toekomst van de verwaarloosde landbouwkolonie, die nog niet tot enige industrialisatie vermocht te geraken. Wel gelukte het de overheid om steeds grotere inkomsten uit de mijnbouw te
verwerven, maar hierdoor bleef zij tevens vrijwel geheel afhankelijk van de wisselvallige vraag naar aluminium op de wereldmarkt. Het in kaart brengen van het land met behulp van luchtfoto's nam vele jaren in beslag, maar vergemakkelijkte zowel de geologische verkenning als de bosbouwkundige ontsluiting van Suriname.
Paramaribo dat ruim een derde van de totale bevolking van Suriname op vrij chaotische wijze ‘herbergt’, heeft door deze ongewenste concentratie veel van zijn voormalig stijlvol karakter verloren. Alleen rigoureuze stedebouwkundige maatregelen en monumentenzorg kunnen nog redden wat ervan over is.
Inmiddels was Nederland, geschrokken door de noodzaak van gewapende interventie bij onlusten op Curaçao in 1969, waardoor het vreesde op internationaal niveau nog van kolonialisme beticht te worden, vrij plotseling ten zeerste geporteerd voor een snelle liquidatie van het Statuut en afstoting tot elke prijs van de Overzeese Rijksdelen. Het vond de opportunistische regering-Arron, die bij de verkiezingen geen woord van instemming hiermee gerept had, maar kort daarop aankondigde dat zij het wilde aansturen op onafhankelijkheid ‘per ultimo 1975’, al te zeer bereid om op elk verleidelijk voorstel in te gaan, ofschoon verreweg de meeste inwoners het niet zagen zitten en zeer velen bang waren dat de Creoolse overheersing in een land met een langzamerhand overwegende bevolking van Aziatische origine, vroeg of laat tot een burgeroorlog zou leiden. Op futiele gronden weigerde Nederland, en dus ook de Surinaamse regering, de acuut geworden onafhankelijkheidskwestie aan een volksreferendum te onderwerpen, dat ongetwijfeld voor meer dan 90% negatief zou zijn uitgevallen. De bevolking reageerde dan ook paniekerig; duizenden verlieten het toch al onderbevolkte land en trokken in hoofdzaak naar Nederland. Op de eerste golf van Creolen volgde een tweede van Hindostanen; de exodus bleef nog jarenlang voortduren, zodat weldra ruim een derde van Suriname's inwoners zich in de diaspora bevond, hiertoe veeleer gestimuleerd dan teruggehouden door de eigen regeerders, en evenmin ontmoedigd door de Nederlandse, die