Mevrouw A.T.A. van Royen-Saltet, 's-Gravenhage; Mr A. Staring, Vorden; Stedelijk Museum, Alkmaar; Bibliotheek der Universiteit, Bibliotheek van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels, Rijksprentenkabinet, Stedelijk Museum, Typografische Bibliotheek van de NV Lettergieterij ‘Amsterdam’ vh N. Tetterode, Vondelmuseum, Amsterdam; Hoofdbibliotheek, Museum Plantin-Moretus, Antwerpen; Gemeentearchief, Bergen op Zoom; Bibliotheek van het Stadsarchief, Brugge; Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel; University Library, Cambridge; Library of Harvard University (The Houghton Library), Cambridge (Mass.); Athenaeum-Bibliotheek, Deventer; Bibliotheek der Universiteit, Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent; Koninklijke Bibliotheek, Oud Synodaal Archief, 's-Gravenhage; Archief der Gemeente, Frans Halsmuseum, Stichting ‘Museum Enschedé’, Haarlem; Norbertijner Abdij van Berne, Heeswijk; Bibliotheek van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant, 's-Hertogenbosch; Bibliotheek van het Fries Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde, Leeuwarden; Bibliotheek van het Prentenkabinet der Rijksuniversiteit, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, Gemeente-Archief, Leiden; British Museum, St. Bride Institute Printing Library, Londen; Rijksarchief, Maastricht; Columbia University Libraries, New York; Bodleian Library, Oxford; Bibliothèque Nationale, Parijs; Kungelige Bibliothek, Stockholm; Bibliotheek der Rijksuniversiteit, Utrecht; Folger Shakespeare Library, Washington.
In elke bibliotheek, in elk archief of enige andere onpersoonlijke instelling is het toch steeds de mens op wiens deskundigheid en hulpvaardigheid een beroep moet worden gedaan. Ik hoop allen in de wijde kring waarin wij werkten, van onze dankbaarheid blijk te geven door in het bijzonder enkelen te noemen, die, uit eigen beweging of op verzoek, veel meer gaven dan uit hoofde van hun functie mocht worden verwacht.
In de eerste plaats noem ik mejuffrouw Dr M.E. Kluit, conservator der handschriften van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam; Dr P.J.H. Vermeeren, conservator der handschriften van de Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage; en Dr L. Voet, directeur-conservator van het Museum Plantin-Moretus, Antwerpen. In de meer dan tien jaren waarin ik als gevolg van de voorbereiding van de P.C. Hooft-uitgave mij inwerkte op het gebied van bibliologie en manuscriptologie was het, soms dagelijks, contact met hen, bij het uitwisselen van boeken, documenten, vragen of ervaringen, voorwaarde en stimulans voor de onderzoeker. In de aantekeningen en de materiaalverzameling voor deze atlas zijn zij met hun hulpvaardigheid, kennis en belangstelling voortdurend aanwezig.
Bij de onmiddellijke voorbereiding van het werk zelf raakten enkelen betrokken wier bijdrage een bijzondere verrijking betekent, zowel door toevoegingen die alleen door hun deskundigheid mogelijk waren, als door hun kritische beoordeling van het reeds bereikte.
Allereerst noem ik mejuffrouw N. Hoeflake, Beheerster van de Stichting ‘Museum Enschedé’, en de heer H.G. Carter, Assistant Printer to the University, Uni-