Bijlage 54
10 November 1948
Heldrings overwegingen voor het afwijzen van het voorzitterschap van commissarissen van de Nederlandsche Handel-Maatschappij
(vgl. p. 12)
Ik voorzie op mijn leeftijd de mogelijkheid, dat ik spoedig naar den geest niet meer in staat zal zijn, de functie naar behoren uit te oefenen.
Voorts houd ik rekening met het vooruitzicht wegens gebrek aan contact met de handel, uit het actieve zakenleven zijnde, ‘eruit’ te geraken, waardoor mijn waarde als commissaris geringer wordt.
Ik verlang niet meer naar een taak, die veel hoofdbreken of zorgen dreigt te kosten.
Afgescheiden van mogelijke Europese verwikkelingen, zullen de eerstvolgende tijden ten aanzien van Indië moeilijk, zo niet stormachtig zijn.
De samenstelling van de directie is niet zodanig, dat zij én harmonisch belooft te kunnen samenwerken én te beantwoorden aan de gecompliceerde taak die haar opgelegd wordt.
Dat de directie naar uitbreiding van zaken streeft, billijk ik. Ik beveel echter aan dat zij niet aanstonds met drie directeuren uitgebreid wordt en ook niet, dat zij, zij het gedurende korte tijd, niet wordt vergroot, zooals zij voorstelt. In elk geval moet een plaats voor K.F. Zeeman gereserveerd worden (1950). Tegen den candidaat van der Wall Bake heb ik geen persoonlijk, wel principiëel bezwaar, omdat zijn taak zal zijn, met behulp der Nederlandsche Handel-Maatschappij nieuwe industrieën te vestigen of bestaande te reorganiseeren. Als commerciëel adviseur lijkt hij alleszins geschikt. Dezelfde man moet echter niet de bankier zijn, die de financiële betrekkingen tussen de industrieën en de bankier mede bepaalt. Een bank moet boven alles haar liquiditeit handhaven en deze kan bij een omslag in de conjunctuur in het gedrang komen. De Nederlandsche Handel-Maatschappij heeft, Indië erbij gerekend, reeds veel meer dan de andere banken in deelnemingen vastgelegd, waarop weliswaar sterk afgeschreven is, maar die niettemin meetellen. Op het oogenblik schuilt in haar industriële participaties in Nederland geen gevaar, maar indien men de bankzijde van deze industriële activiteit in handen legt van iemand, die de commerciëel-technische kant beoordeelt, begeeft men zich op het verkeerde pad. Men denke aan de bankcrises in België en Duitschland, die in deze vermenging hun oorsprong hadden. Men kan de wenselijke technische kennis kopen zonder haar directorale bevoegdheid te geven.