Bijlage 38
2 Januari 1935
Bespreking met den heer Brand
(vgl. p. 1098)
De heer Brand vervoegde zich heden bij mij, mij mededeelende, dat hij naar aanleiding van onze laatste bespreking in zake de Java-China-Japan Lijn overleg met de directie te Batavia gepleegd had. Naar haar meening zou een oplossing als de besprokene op het oogenblik funest zijn, gezien de onderhandelingen met de Japansche stoomvaartmaatschappijen. Hij kon mij niet toelichten, waarin dat funeste gelegen zou zijn, waarop ik opmerkte, dat ik wel zou kunnen aannemen, dat het misschien beter ware, een ‘deal’ als ontworpen niet voor het voetlicht te brengen, terwijl de onderhandelingen nog gaande zijn, maar dat ik niet inzag, dat zij daarna noodlottige gevolgen met zich zou kunnen sleepen. Batavia beweert, deze meening nu wel toegedaan te zijn (het directielid Pronk huldigde dit standpunt een week of zes geleden nog niet) en ook Prof. van Gelderen, die intusschen uit Indië teruggekomen is en dien de heer Brand opzocht, bevestigde, dat hij het sluiten van een dergelijke overeenkomst voorloopig zeer weinig opportuun zou achten. Deze regeeringsambtenaar schijnt dus van een andere meening te zijn dan de Minister van Koloniën, die in zijn gesprek met de heeren Van Hengel en Van den Bosch en mij eigener beweging de wenschelijkheid van een combinatie Koninklijke Paketvaart Maatschappij en Java-China-Japan Lijn poneerde.
De heer Brand bracht verder de meening van de Paketvaartdirectie over, dat de Java-China-Japan Lijn nu voortaan goed zou doen, haar zaak in het belang van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij te beheeren. Hij deed dit, er bij voegende, dat hij een dergelijke uitlating niet voor zijn rekening nam. Hij bracht haar dus slechts over om volledig te zijn. Ik noteer haar, omdat er duidelijk uit blijkt, met wat voor mentaliteit wij te doen hebben. De Gedelegeerden der Koninklijke Paketvaart Maatschappij hadden hem (Brand) daarentegen opgedragen, het aanbod van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij over te brengen, geld op faciele voorwaarden aan de Java-China-Japan Lijn aan te bieden voor het geval zij het voor nieuwe schepen noodig had, waarbij de Koninklijke Paketvaart Maatschappij zich dan evenwel het recht op benoeming van haar welgevallige directieleden en commissarissen zou bedingen.
Voor mijzelf sprekende, heb ik den heer Brand op deze merkwaardige uit-